. [fr mbrugge in Westphalen vindt men ’er een
Ui. grovere Soort van, die zagter is en dik-
sTUK?ri> w^s 0°k met Dendrieten praalt. By Verona
in Italië heeft men dergelyk Gefteente, met
fraaije afdrukzels van Zee-Schepzelen. Ook
fchynen daar toe de Alberesfe Coltellino der Ita-
liaanen, die in dunne Blaadjes breekt, waar
op regte Lynen in de winkelhaak door elkander
getoogen zyn , als o f menze met een Mes
daar in gefchraapt had, en hunne Galejlri of
brokkelige Kalkfleen-Laagen , te behooren.
V. ‘ C 5 ) Marmer met byna onvatbaars deeltjes ,
twduZT ' wit-> doorfehynende.
Traag.
By Nördberg en Rodberg, in Sweeden,
komt dit voor, dat eenigermaate naar Kwarts
g elykt, en zeer traag met Sterk Water op-
bruifcht, waar van de bynaam. Het is , voor
overige, zo fynkorrelig als het edele Marmer,
wit en doorfehynende*
VI. • ( 6) Marmer met Korrelige glinfterende deeltjes,
Rade.
Grof- ‘ '
korrelig*
~ Cs) Marmot particulis impalpabilibus, album diapha-
num. Syft. Mat.
"■ (6) Marmor particulis granulatis micantibus. Syft. Nat.
Calcarius part. fcintillantibus. W a l l . Min. 39'. Calcafeus
irircans. Syft. Min. Iv p. 126. Lap. Calcareus' part. Granulatis.
C ro n st . Min. g. C a r th .Min, 22. Calc, Lap.
amorpbus. Wolt. Mm. i 9. Saxum Calcareum fcintillans
albidum. Da Cosi. Fosf. -152.
Dit grofkorrelige Marmer komt by zwaare H.‘
Beddingen zeer overvloedig voor in Swee- ^ ïu !^
den, omflreeks Sahlberg. De Persberg, een
Heuvel van veertig Vadem hoogte, en van Grof
een grooten omtrek, levert een menigte y -Marmer*
zcr-Erts uit, behalve dit Gefteente, ’t welk
meest door middel van Buskruid werdt gebroken.
Verfcheide Groeven aan de Oostzy-
de waren reeds ter diepte van vyfenveertig
Vademen onder de oppervlakte der Zee ge-
bragt , toen L i n n ^eus dit Bergwerk in ’t
jaar 1746 bezigtigde. In Engeland zyn niet
minder zwaare Beddingen van dergelyk Marmer.
Men vindt het bovendien in verfcheide
deden van Duitfchland, inSwitzerland,enhet
maakt byna alle Bergen uit, tusfehen Seven-
bergen en Nageyban in Opper-Hongarie, als
ook het Gewelf der Kopergangen by Saska
in ’ t Bannaat van Temeswar. Somtyds is het
fyn of kleinkorrelig , maar dikwils zo g ro f,
dat men het, in de eerfte opflag, onder de
vergaarde o f Rotsfteenen zou plaatzen: maar
het ontbindt zig t’eenemaal in Zuuren en
neemt gemeenlyk een doffen glans, door ’c
polyften, aan. De gewoonfte Kleur is wit o f
witachtig *, doch men vindt het ook graauw,
brüin , roodachtig geel o f geel en gedachtig
groen, byna zo hoog van Kleur als het Edele
Marmer: zelfs bont, wit en groen of wit en
zwart, of gewolkt, o f gebandeerd, Somwy-
E 3 len