484 K e / z e l i g e o f
<
ii. bergte; waar van men niettemin, zo by O»
ArmsBi,. berftein , in het Tweebrugfè x en vooral in
Hoor o- Saxen , als ook by Konftantinopolen, voor-
*™Achaat ^ee^ en aa&treft. Op die verfchillende manieren
komen zy byna over het gantfche
Aardryk voor; doch overvloediger , zo ’t
fch ynt, in Europa, dan in de Obfterfche
Landen of in de Indiën , welke iaatfte we-
derom de Europifchen in fchoonheid overtreffen
(v). ..
Onder- Men moet echter, in dit opzigt, een aan-
fcheidmg. mgpjjgjyjjg onderfcheiding maaken. Dat gene
, ’t welk gemeenlyk Orientaalfck Achaat
genoemd wordt , is dikwils een enkele Chal*
cedoon; zo wel als de Boomjleenen , voorgemeld
; die derhalve hier niet behooren. W a l -
terius heeft den Achaat, als eene Soort van
zyn Achaaten - Geflagt, zeer wel bepaald ,
noemende dien byna doorfchynende en met ver»
fcheiderley uitmuntende Kleuren glanzig. Dus
ziet men dan blykbaarlyk, hoe de gemelden,
welken zyn Ed. evenwel ’er toe betrekt, daar
niet t’huis zyn. "Zo zegt ook C r ons t e o t
van den Achaat : dus noemt men Keizels, van
vermengde hooge Kleuren. Dit neemt niet weg,
dat ’er eenkleurige Achaaten kunnen zyn ,
wanneer menze in byzondere Plaatjes befchouwt;
(V) Linneus heeft zekerlyk den Achaat niet wel bepaald
aan de Zuideiyke deelen van Europa, fiabitat in
Europa Auftrali,
K e v - S t e e n e k » 28 5
fchouwt: maar dan hebben zy o f met ander IT.
Gefteente famengevoegd geweest, ot het is v.
een gekleurde Chalcedoon. Van de Jaspisfen
worden zy door zekeren trap van doorfchy- Achaat.
nendheid, en door de Glasachtigheid op de
breuk, onderfcheiden. Zie hier de befchry-
ving , welke ons de vermaarde Steenkenner
B r u c k m a n n daar van geeft (jp).
„ Wanneer wy den Achaat naauwkeurig be- Hoeda-
„ fchouwen, zo worden wy gewaar, dat h e tmsheicl'
„ een Steen is-, uit verfcheide Vlakken, Aders
„ en Laagen , Tarnen gefield. Deeze beftaan
uit verfcheide hier voor befcbreevene en
„ nog volgende Steenfoorten ; als Chalce-
,, doon , O n y x , de Prafers, Kornalyn, Jas-
,, pisaartig gefteente; uit een ongekleurde
, , alsook Amethyst-enTopaaskleurigeKwarts,
,, welke Nesten en Aders maakt; uit Ame-
,, thyst, Topaas, witte Kryftallen, enz. (*).
,, Uit deeze Steenfoorten , welke buitendien
„ nog met verfcheide Metallyne en Aardige
„ deelen verbonden worden, ontdaan onein-
„ dige vermengingen van Kleuren, Vlakken, .
„ Aders,
(w) Abhandl. von Edelfteinen. 1773. p. 224.
(* ) Aangezien de Achaat een zodanig gemengde
Steenfooit is , wordt het zeer oneigen geoordeeld, die
benaaming als een Geflagtnaam te gebruiken , waar
onder de Kornalyn, Chalcedoon, Onyx , ja zelfs de
Opaaien»Kat - O ogen enz., begreepen zyn: gelyk Wai.-
j-ERius doet: zie Bruckmann von Edelfteinen. p. 226.
III. Djibu III. Stuk.