II.
/Lpdbe i. vin. H oofdstu
k .
Fodding-
fletn.
Gebruik.
ö25 V e r g a a r d e o f
dingfteenen, is dat groote Stuk, meer das
een Duim dik, aan de eene zyde gefleepen*
in Ftg. 1 7 , op Plaat X X X IV , afgebeeld*
Hier komen twee groote en verfcheide kleine
ronde Keyfteentjes in vo o r , die meest aan
den omtrek zwart en van binnen geel zyn ;
fommïgen ook blaauwachtig, gelyk de eene
groote aan den rand ; maar de andere beeft
een aanmerkelyke mengeling, zwart- en roodachtig,
in het Geel. Voorts is de Steen digc
bezaaid met een menigte van kleine hoekige
brokjes, veelal zwart van Kleur en fommigen
ook wit of g e e l , die den oirfprong niet ge*
makkelyk te verklaaren maaken (i).
Dikwils beftaat de Grond deezer Steenen,
als menze met een Vergrootglas befchouwt ,
uit allerfynst Kwartsachtig Gruis-Zand. Die
van de laatstgemelde Soort, naamelyk de En-
gelfcbe of Schotfche , en die van Rennes in
Vrankryk, als ook de Boheemfche, zyn Kei*
zeiachtig hard, en neemen een fchoonen Glans
door *t polyften aan: weshalve menze tot
fier-
( i) Men kan hier uit oordeelen of de Poddingfteen ,
glanzig gepolyst, een Wereldkaart gelyke; naar t zeggen
van L xnnjeus.* politurA nitidum tefert Mappcmt Geo~
gmphicanu Inderdaad, daar zyn andere Steenen, die
veel meer naar dezelve gelyken: zie ’t voorg. 11. Stuk ,
bladz. 117. De meefte andere Poddingfteenen gelyken
Je r , wegens de rondheid der Keizeltjes, D0£ veel tnindes
»aar.
r o t s s t e e n e s ,
fierlyke Tabaks- en Snuifdoos - Plaaten, en
andere Snuifteryën , verarbeidt. De zodam- g t
gen geeven ook atn ’t Staalflag Vuur, TesTUKt
Londen vindt menze, onder de Straat R ee- Podding-
u en , ’£ welk ook in fommige Steden van e
Vraökryk plaats heeft. In Switzeriand worden
zy tot Molenfteenen , Waterbakken, als
ook tot Hoekfteenen en Pylaaren in Kerken,
en Gebouwen , o f tot Stoeptrappen gebruikt,
die nogthans ligt afbreeken. Ik heb
zelf een groot , naauwlyks tilbaar Stuk, dat
onder de Scheeps-Ballast gevonden was, my
uit Zeeland, door wylen mynen grooten Vrind,
Doétor J. B A s t e r , toegezonden.;. Dit bevat
verfcheide groote Keizels , van blaauw- en
roodachtige Kleur , die door een Zandige Stof-
fe famen gehecht zyn , en tot één Lichaam verbonden.
In dergelyken komen , in Vrankryk,
•Steenen voor als een Vuist , als eens Men-
jfchen Hoofd en grooter, welken men wel rekenen
mag op vyftig, honderd of tweehonderd
Ponden zwaar, allen van figuur en zelfstandigheid
:als Keyfteenen (£)*
Die de • famengroeijing des Zands, zo blyk-
baar in de voorgemelde Gruisfteen , en ten
ukerfle zigtbaar in de Gruis-Achaaten, voorheen
befchreeven , erkent, zal weinig on*
. moog*
rjpt) Mem. de l’Acad. R. des Sciences, de 1753. P u 4>
115. Oftavo.
K r 3
I I I . Dhrx.. III. Stuk,