11. glans daar ingefprengd» en niet zelden Vindt
AFDEEi.men hem met Glaskop' of een anderen Yzer-
Hóovö- fteén. 3 Misfchièn behoort óok hier die Berg-
STV'$as is te Villach inKarittthie vallende, welke
PS'door Cinaber hoog rood gekleurd is, en zig
als Jaspis laat flypen en polyflen: als; ook der
Jaspisachtige Hoornfleen van Schneeberg iü
Saxen , die met gedeegcne Boomachtige Bis-
inuth doorgróeid is , van den zelfden aart.
ïi.x x x i. Buiten twyfel tnOét hier dat - fchoone Stuk
foode Jaspis myner Verzameling , uit Italië ,
zo men my berigt heeft, afkomflig, t’huis ge-
bragt worden 5 ?t welk in ffig* 1 >- op Plaat
X X X I , is afgebeeld. De Kleur is, over ’t
gehe e l, hoog Vermiljoen-rood., en het is
doorgroeid met eene Metaalachtige Stoffe ,
welke zig Slingerachtig daar door verfpreidt ,
en ’e r , door haare Zilverachtige Kleur, gen
fraay aanzien aan geeft. Ik heb.ook,een groe-
ne Jaspis met Zilver vanAlkerode in t Baden-
Durlachfc en den groenen Hoornfleen of jaspis,,
van Jan George Stadt in Saxen, rykelyk
met gedeegen Zilver bezwangerd. Ook bezit
ik Wit Gulden in bleek Roozeroode Jaspis ,
van Kapnik in TransfylvamV o f Sebenburgen
« ,
Verftee- Echte, Verfteeningen komen ’er zeldzaam
ningen. ' in voor.' Evenwel heb ik Trochieten en En-
trochicten, in Jaspis , uit het Brandenburg^
en uit Sweeden , dat men Entrochieten - Marmer
mer noemt, gelyk bevoorensis gemeld ( g ) ; AJ ^ u
ja zelfs Schroeffleenen. - Dikwils vindt men-
ze in de holligheden van Verfleende Schaal-STüK.
dieren, voornaamelyk van Conchyliën en Be- gfaspis,
lemmeten in Italië, byzonderlyk omflreeks
Brescia en elders. Overvloedig dringt de Jaspis
in Houten , ’ t welk inzonderheid uit die
van 't Ertsgebergte en van den Plauifchen
Grond omflreeks Dresden blykt. Ik heb van
dergelyke Verfteeningen reeds gefproken (h).
■ De Jaspis is niet zo hard en broofch als de Hoeda-
meefle overige Key-Soorten, en geeft derhal-nl6held*
ven aan ’t Staal zo goed geen Vuur: ook neemt
hy :, door het flypen en polyflen , geen zo
levendigen Glans aan als de Achaat, maar is
taaijer. Zyne zwaarwigtigheid is niet altoos
de zelfde, maar verfchilt naar den aart van het
Gefteente. Sommig is ligter, fommig zwaarder
dan de Achaaten. In de Lugt verweert
hy zo fchielyk niet, en heeft op de Breuk eene
zeer Kleijige gedaante. Dit bevestigt bet vermoeden
van deszelfs oirfprong uit Kley, die
verhard is: waar by nog komt, dat men hem
dikwils in Kley vindt en zyne trapswyze aan-
groeijing handtaftelyk kan waarneemen. In
Dalekarlie , by voorbeeld , dat tot Sweeden
behoort.., komen in de Zandfteen, die tot
Slyp-
(g-) Zie ’t I . Stuk , bladz. 554* f|» XII. Fig- z>
( 1) Zie ’t I I . Stuk, bladz. ij-.