\\ over is eefle Verhandeling van den Heer
vil.* Kern, met Aanmerkingen uitgegeven door
stuk*0-* den in de Natuurlyke HiftorLe vermaarden Heer
Topaas, Ign. Edl. von Born , door welke de Hifto-
rie van deezen Steen, die te vooren door den
Heer Pott Scheidkundig onderzogt was en
door Hejsckel befchreeven, zeer worde
opgehelderd (d). De Rots, merkt men aan *
is tagtig Voeten hoog en tweehonderdvyftig
Schreeden in den Omtrek, wordende ook de
Konings Kroon geheten, ’t Gefteente , daar
van, beftaat uit Kwarts, Schirl, Glimmer , en
verweerde Spaath, zo dat het tot de Granieten
behoort. Men wil dat de Topaazen, daar in ,
omtrent den jaare 173,7 of 1728 eerst ontdekt
zyn. Sedert heeft men allengs de fchoonheid
derzelven-waargenomen , en de geftalte der
Kryftallen is aldus door den Heer von Born
befchreeven.
Geftalte „ Het is, een Wyngeel doorfchynend Edel
derzelven. ^ Qefleente, altoos een agtzydig Prisma voor-
„ (tellende met vier breede en vier fmalle
„ Zyden; ’t welk boven uitloopt in een ge»
„ knotte zeszydige Pieramiede, waar van de
3t Zydvlakten vyfhoeken , de middelvlakte een
„ ongelykzydigen zeshoek vertoonen. Buiten-
,, dien wordt men aan de volkomenfte Kryftal»
„ lennog kleine fqheeve Ruitjes.rondom de bo-
„ ven-
(rf) Brkckmanm Beytrag, von Edelftewe. 1778. p. 73,
•j, ven - Vlakte gewaar, even of het gefleepen 11.
„* Steenen waren. De Oppervlakte is met by-
„ na onzigtbaare Streepjes overlangs gete» H oo fd »
„ kend, en heeft weinig Glans, te vergelyken8^ "*^
„ met dien , welken de Steen door ’t llypen.
,, aanneemt. Op de breuk is hy fynbladerig,
„ en daar fpringenligt Splinters af, waardoor
„ het fch yn t, als of ’er twee aan elkander
„ gelymd waren. De Kryftallen zyn klein,
,, zelden meer dan een Duim, en dikwils maar
„ een half of Kwartier Duims lang, en door-
„ gaans half zo breed als delangte. Men vindtze
„ niet dunner, dan de Schaft der Slagpennen
„ van een Duiven-Wiek. De hardheid (laat
tot die van den Diamant als zeven tot één.
„ Deeze Topaas wordt van denzelven, als
„ ook van den Robyn en Safier gekratst. In
„ zwaarte ftaat hy toe Water als drie- en een
„ half tot één. De meeften z y n , in hunne
iff Holligheden , aan Kwarts - Kryftallen aan»
„ gegroeid.”
De Heer K ern befchryft het grootfte hemPl-xxxiv,
bekende Sneckén Topaas Kryftal, ’t welk on- ’s ' u
zuiver was, weegende een half Drachme minder
dan drie Loot. Waarfchynlyk is dit dan ook
ver boven een Duim lang geweest. Ik heb
een zeer fraay Kryftal van deezen aart, dat
taamelyk hoog geelkleurig is , en zeer volmaakt,
in Figi I I , op Plaat XXXIV, voor-
gefteld. Hetzelve fchynt in de eerfte opflag
Hh 2 vier