II. zekere Winkeibereidingen; gelyk van de Hy«
L*1" acinthen een Confeftie haaren naam heeft ;
Hoofd- zo is men verzekerd j dat zy onverteerbaar
Zyn, en dus in de Ingewafiden weinig meei*
«itvoereö dan Zand; ’t welk wel ©enigszins
tot Maagfchuoririg dienert y dóch dóór zyne
veelheid gevaartyke Verpoppingen ihaaken
kan. Zuurbreekende kragten, immers, welchen
’er fommigenmetLe m e r ï aan éoefchry-
ven, zyn in de echte Steenen niet^1 alzö daar
het Zuur geen vat op heeft. En, dewyl het
zeer gevaarlyk is , dat ’er Glasfleenert in plaats
gebruikt worden, welke, niet fyn genoeg
gewreeven, een doodelyk Vergift zyn : zo is
het veel veiliger Zig in ’t gehefel daar van te
Onthouden (a)L Het Poeijëf, wél, van Dia^
fhanten z e lfs , weidt onlangs nog beweerd,
Ook by gröote veelheid ingeiiömon, ónfdha-
delyk te zyn (£)'!: maar tót wëlkên flut-te zod
hetzelve ftrekken? " ; ..... • <
Konst van Het voomaamfte gebruik, dät men heden-
fen?nfUy' daags - van de Edele Steenêtt maakt:, is tot
óptoolzef dëf rbëminnelyké-Séxé eti tot dingen
voor Mansperfoonën. Óiidtyds maakte
iften veel wefks Van' gefneè'deto Stêetiëh. ' Die
Konst is Overoud; alzo mdn vindt * dat op
de twaalf Steeöen van Aarons Borstlap de
Naa*
00 Vid. TaiLtEft. de Muf. Mediïe$*T»ah-L.p.-*fa
CD Schulz, Disfert, de Adamnte. Halse. 1737,
Naamen der twaalf Stammen van de Kinderen n.
Israels gegraveerd waren (c). De Egyptenaars,
Grieken en Romeinen , hebben het in die Hoori*
Konst zo ver gebragt, dat men tegenwoor-STÜK*
dig naauwlyks die volkomenheid bereikt.
Hierom worden de Antieke Steenen, ’t z y
Caméas o f Intaglio’s , dat is verheven o f verdiept
gefneeden, thans nog in veel waartje
gehouden. In de tweede Eeuw, m ’s Hei-
lands geboorte, begon men een bygeloovig
gebruik daar van te maaken , door de Naamen
én Afbeeldingen van Afgoden , Dieren en
wonderlyke Gedrogten, daar in te graveefen ;
hoedanige Steenen, als Talismans o f Amulethen
gebruikt geweest, nog heden onder den naam
van Jao, welke mooglyk ' van Jehova af-
ftamt, of; onder dien van Abraxas bekend
zyn.
Dé Ouden fneeden niet in alle Soorten van
Edele Steenen. Zy verkoozen inzonderheid,
hiertoe, den Sardius o f Korallyn, de Onyx
en Sardonyx, waar van de twee Steenen des
Ephods waren, op welken men zes aan zes
de naamen der Stammen Israels gegraveerd
hadt (cl): den Chalcèdoón , Achaat, Prafer,
Jaspis, Amethyst , den Lazuurfteen en Hyacinth;
als ook den flegten Smaragd en Saphier
,
CO Exop. XXVUI. vs, 21.
Cd') Exöd. XXV111. vs. 9, 10, li*
UI. Deel. 111. Stuk.