H l 1^ V.-i .•^'.--iL’-j ,\y t,*v£'«.‘ v\ 1^1 dVM1/.’ Sjr-.^v ■ '■^■>\',;iJ-ii:,''^[^^
M
lfe®5 YXls.
jL'jSiIff ivf?.'"*j
i®
h $$
ij^i d
Ws.
É p
f e
& D e S t e e n e n i s *t
AfdL da3r van^een Schets medegedeeld (a); als ook
l. van de Groeijing der Steenen uit Aardftoffen
stük°ÏD* kortelyk gefproken (b). i
Eigen- Steenen zyn harde Lighaamen , zwaarder dan
fchappen. Water, van aanmerkelyken faraechang, niet
uitrekbaar door den Hamerfiag , maar met
meer of minder kragt vergruisbaar.. De harden
zwaarheid onderfcheidtze , op ’t gevoel,
van de meefte Houten $ de iamenhang van de
Aarden; de broofchheid van de Metaalen in
?t algemeen. Eenigen zyn van onbepaalde figuur
, gelyk Ley * Marmer , Zandfteenen ,
Key- en Kotsfteenen : anderen, gelyk de
Spaathen, Kryftallen en Edele Steenen, hebben
een regelmaatige gedaante. De zelfftan-
digheid is in eenigen Vezelig, m anderen Korrelig
o f Schubbig. Hoewel zy allen onfmelt-
baar zyn in Water o f Olie, bevindt men doch
veelen doordringbaar voor die Vioeiftoffen en
zeer aandoenlyk voor de vogtigheid der Lugt,
welke de meefte Steenen, door langheid van
tyd, meer of min verteert. De zagte Steenen,
gelyk L e y , Marmer en Zandfteen , zyn hier
aan zeer onderhevig ; de allerhardften, gélyk
Graniet en Porfier , daar van niet volkomen
vry.
Verfchii De onbepaalde figuur is het gene de Ligvah
de , &
Verftee- haasingen.
(«) Natuurlijke Hiflorie, lil. D. I, Stuk, bladz. 130.,
( 0 Het zelfde, bladz, 66, enz.
enz
me.
H K
A L G E M E E N B E S C H O Ü D , 3
haamen deezer Afdeelinge onderfcheidt van IT.
de Verfteeningen en andere Zaaken, tot de
voorgaande betrokken. Anderszins komen Hoorn*
veelen derzelven, zo niet allen, rn hoedanigheden
met de Steenen overeen; waar van zy
ook den naam hebben. Dit ziet zo wel op de
Verfteende Zaaken uit het Planten- als uit het
Dieren - Ryk. De Dendrieten , Boom- en
Natuurfteenen, zyn volmaakte Marmers, Ley
en andere Steenen , en komen derhalve hier
ook in aanmerking. De Steenen in Menfchen
o f Dieren gegroeid, gelyk de Bezoars en Gal-
fteenen, onderfcheiden zig door de Groeiplaats:
de Adelaar-Kern- of Klapperfteenen
door de hoedanigheid: de Stalactieten of Drup-
fteenen door de geftalte. Zo is ’t ook met de
Zeolithen en Bafalten. De Tuffteenen, alleen
, kunnen bezwaarlyk van de Steenen afgezonderd
worden , en dit maakt dat de
Alabastcr, die eene Laagswyze groeijing heeft,
van fommigen hier t’huis gebragt wordt ( c).
’t Voornaamfte , dat de eigentlyke S t e e • Oü-fprong
N en van zodanige Samengroeizelen-onder-^gu^60'
fcheidt, is, dat menze reeds door de Natuur
voortgebragt vindt, zonder dat de wyze van
aangroeijing, voor ’t Oog, waarneemelyk is.
Anderszins moet men den Oirfprong van veelen
u
Zie ’t voorg. 11. Stuk , bladz. 259.
A 2
III. Deew III. Stuk.