4t»4 H o ö ö . ö L A N z i d S ö t'
Afdesi, Afmeeting viermaal vergroot is afgebeeld i
Vil. als minder regelmaatigen , en fommigen die
stuk”FÖ' a^s verdubbeld fchynen ; doch meest altoos
Robyn. eenige gêlykenis hebben naar de gemelde dub*
beid pieramiedaale agtzydige geftalte» De
Kleur derzelven is , in ’ t algemeen > donker*
rood, by fommigen zeer vuil, by andere zui-
verer : ook vindt men ’er gröenachtige , ja
zelfs witte Steentjes onder , die mooglyk tot
een andere Soort behooren : want als men
aanmerkt op welk eene manier, als vóór heen
gezegd is, dergelyke Steenen op Ceyloh ge*
vonden worden; is het te'denken, dat deeze
ook dus verzameld en alleenlyk uit de Aarde
gewasfchen, niet gefchift zullen zyn : alzo
de grootften; maar de grootte van een Erwt
hebben , zonderling i s ’t , dat men onder deeze
naaüwlyks Keizelaehtigen aantrefc.
Andere i Dc 'zogenaamde Robynen, die in Braül
Robynen.va]]en ? waar van de-Ilèer D a v i l a verfchei-
dene bezat, hebben een P'rismatiek Lighaam,
dat aan beide - endeh' pieramidaal getopt is ,
gelyk de Ilyacinthen , en. dit 'zelfde heeft
plaats rn de Silefifchen , gelyk Doktor Hill
aanmerkt ( e ) , bruinrood van Kleur. Of de
andere Europifche Robynen altemaal die figuur
hebben, is nog niet uiigémaakt. De
Robynen van Ceyion zouden alleenlyk als
K e i*
(e) Fosfils arrangcd. p, 14?.
E d e l e S t e e n e n. 465
Keizeltjes in een Rivier gevonden worden ,
fchryft B r u c k m a n n , die in een hoog Ge- vil. ’
bergte ontfpringt (ƒ). Ik heb van daar zo - f § P '
wel ruuw als gefleepen Robyn, zeer hoog RobtJ^
glanzig, bekomen; dat de Malabaaren Elinge
Schogeppoe, de Cingaleezen Lankarette heeten.
D av i la maakt in zyn Kabinet van eenen Orien-
taalfchen Opalizeerenden Robyn gewag: als ook
van eenen die tweekleurig was, het Wit hebbende
tusfchen twee roode ftreeken, gelyk in
de Onyx-Steen (g~).
De Orientaalfche Robyhen komen van ver- Oriëntaal*
fcheideHey Kleuren voor. Men vindt ’er die c e*
hoogrood zyn , eenigszins naar t paarfche
trekkende, met een Vuurigen glans, en deeze
worden , met reden, meest geacht: men
vindt ’er die bleek zyn, genaamd B a la sfus, in
’t Franfch R u bin balais , welke benaaming ,
(hoe zeer ook fommigen zig bemoeijen, om
die van Palaiio of van Balasfia, dat een Ko-
niagryk in Indie zou zyn, af te leiden;) buiten
twyfel eenvoudiglykvanpallens o fpallidus,
in ’t Latyn bleek betekenende , hèrkomftig
is (A). Deeze trekt naar ’t Vleefchkleurige
en valt fomtyds byna geheel wit. Hy is ten
min*
O O Beiträge von E del fl eine. p. 49.
(g ) Catal. raifonné. p. 274.
(Ä) Men behoeft maar op te merken, labe weinig
pallens in uitfpraak verfchille van bcdais,
G g