VI.
A fd e e l .
LI.
Hoofds
t u k -
i j z B E s G H ft V V I N 6 V A N
effen, dera Top gèfpitê eh het Lyf ver-
breed heeft.
Deeze wordt, gemeeniyk, Lapïandfche Lctp-
booten geheten ,• of liever Lapfche geplekte Lap“
hoeren. De Aantekenaar op Rumphius zegt,
dat het Exemplaar , door hem daar ingevoegd,1
zynde het eenigfte toen bekend, aan den Heer
3>e J óng uit Lapland was toegezonden. In
dat Geval zou de eerstgemelde naam niet oneigen
zyn; doch Seba hadt ’er een uit Oostim
die gekreegen en L iNnaiüs ftélt de woonplaats
in de Westindiën; des het beter is , den,laatst-
gemelden naam te gebruiken. By Rumphius
vindt men ook een Westindiïche afgedeeld,
met weinig Kleur. De andere was geelagtig
wit met zwarte Stippels en Vlakken. Dcmy-
üe i's met bruine Stippen en Oranjekleurige
Vlakken getekénd op een Vleefchkleurigen
Grond.' Die van Sk b a hadt den Mond van
binnen geel en vol Tanden; Meent men hier
de drie o f vier Plooi jen mede, die aan de Spil
z itten , dan is het een zeer zonderlinge uitdrukking
y m ’t mintte niet toepasfelyk op'
deeze Hooren, die een breedë gladde Lip en
de Spil voor ’t overige giad heeft.1 Z y be-
vondt zig niet in het Kabinet van de Konifi*
gin van Sweeden.
V . D ie Buikig zyn o f Bakagtig.
(4'35)