v i. blaauwe Golfswyze Streepjes overdwars gete-
■ ^^EL,kcDd. De Opening heefc aan ’ t- End een
H oofd- kromme ftompe geele Punt, die voor Top
stuk, yerftrekt. De holligheid is w it , en heeft aan
den Grondfteun een dwarfe nagenoeg horizon»
taaie Lip.
neem. (751) Patelle, die de Schaal geheel en ovaal,
rornic%a, van agteren fcheef omgekromd heeft,
Tantof- met eene ]lolroncle Lip-
»pigc*
T o t deeze Soort behooren zekerlyk die Kapjes,
welke wy niet oneigen Pantoffeltjes noemen
: want zy hebben nagenoeg de figuur van
Vrouwen Muilen en de gedagte L ip , waar
onder, als ’t ware, een Opening om den Voet
in te fteeken is , -maakt de gelykenis nog groo-
ter. De aangehaalde van d ’A r c e n v i l l e
drukt ’er volmaakt de Geftalte van u it, zo
wel als die van A d a n s o n , Sulin genaamd,
welke deeze Autheur overvloedig vondt aan
de Klippen van ’t Eiland Goeree , by Kaap
Verde. „ Het fchynt, zegt h y , dat dezelve
„ ’t meefte behaagen heeft in plaatfen, daar
„ de Zee met het grootfte geweld tegen aan
„ bruifcht. Ik ken geen Soort van Patellen,
„ wel- 751
(751) Paiella Testa Integra ovali, postice obliqae recurva,
Pabio postico concavo. Syst*. Nat. XII. L i sT. Conob, T. 545.
f. 34. AR GE NV. Concb, T . 6. (3) f. N. AnANS . Ser.tg.
f . T. 2. f, 8, KNORR Virzam, VI. D. Pl. 1 1 , f. S •' Pl>
; welke men meer moeite heeft yan de Stee- VT.
, uen los te maakep : zy kleeft 'er zo vast l x ****
„ aan, dat men ’er dikwils brokken afrpktHoofd-
5, van de Schaal, met het Dier, welks Lig- stjjk.
' haam grootendeels in het Kamertje gehuis*
„ vest is. Hetzelve heeft de Hoorntjes geel
„ en de O ogen zwart. Zyn Voet is van on-
„ deren vuil wit en met een groot getal van
„ zwarte Stipjes getekend, zypde het overige
„ van zyn Lighaam Afohgraauw, naar ’t zwar-
„ te trekkende.”
j, Wat de Sphaal belangt, die is een Ovaal
„ Bekken ? van vier derden Duims lang, een
„ Duim breed, en byna een half Duim diep»
33 te. Zy is taamelyk dik, van binnen en van
„ buiten g lad , met de Randen zeer fcherp.
,, Zeker middelfchot daar in , evenwydig
„ aan den Grondfteun, doch wat naar binnen
„ ftaande, bedekt de halve Holligheid, wor-
,, dende van den Voet des Diers, terwyl het
,, voortgaat, t’eenemaal gedekt. Dit middel-
„ fch o t, hoewel dun zynde, is zeer hard,
„ De Kleur van de Schaal'is zeer verander-
„ lyk: nu eens bruin, nu eens ros, zo in- als
„ uitwendig: fomwylen groen , met kleine
„ bruine Stippen. Het grootfte getal heeft
j, van buiten een witten Grond, doorzaaid
„ met lange Vlakken die roodagtig bruin zyn,
„ en van binnen den Grond wit o f Vleefch»
„ kleurig, zonder eenige mengeling.”
Deeze Soort, merkt L ï n n ^ us aan, verfebilt