494 B È S C I Ï R Y V I N Ö VAN
V l . ley Kleuren, Afchgraauwe, witte, rosfe, niet
* $ g - donkere, witte o f roode Banden, t’huis brengt:
H o o fd * die veeleer zouden fchynen tot de volgende
stuk . Soort te behooren.
Dccxxxii. (73a) Ne riet, die de Schaal gejlreept en de
1j>ohTonta Lippen getand heeft, de binnenjle platpoeiotoH
agtigi gerimpeld.
De aangehaalde noemt R-uMp h iu s Poeh-
rontjes, om dat zy weinig anders dan op Poe-
loron en andere Bandafche Eilanden voorkomen.
Zy zyn op de zelfde manier, zegt hy,
als de voorigen gefchilderd, doch met één,
twee o f drie, roode Bandert. De fraai hen,
die wy hebben, zyn op een witten Grond
groenagtig gemarmerd, met Roozekleurige Banden.
De Mond-opening vind ik in de mynen,
wat de buitenfte Lip aangaat, niet, en de bin-
-nenfte maar weinig getand.
Dccraiui {733) Nériet, die de Schaal gejtteept heeft en
^Aibiciha de Lippen eenigermaate getand, de binzwart
nenfle bonte, Lip met Knobbeltjes.
Die*
f73i ) üerita Testa ftriata , LabiiS dentatis interiofe planius-
culo rugofo. M. L, U. 679. N. 393. Valvata fecunda,fasciata.
H u i i fH , Rar. T. 22. f. K. K n o s u Verzam. llI.*D.
IJ. 1. U 4 .
( 733) Nerita Testa ftriatS, Labüs fubdentatis, interiore
tuberculato. M. L. U. 679. N. 394- R U m p h . Rar. T . 22»
f . N, 8* K N o R R Verzam. VI, D. JPl. 13. f, 4,
d e N e r i e t e n . 495
Deeze , die men eigentlyk Zwart bonte kan Vl.
noemen, hebben den Grond, zo wel als de’^ ^ j * *
Opening , geheel Melkwit, met git zwarte Hoofü-
Vlakken, ‘t welk dezelven* hoe gemeen ook stuk.
ziynde, niet onaartig maakt. De Tandjes van
de Mond-opening zyn niet zeer blykbaar. Z y
komen ook uit Indie ; maar L innteus fchynt
zig door fchielykheid vergist te hebben, mee
dezelven voor de Agtfle Soort van Rumphiüs
aan te zien, en op Hitoe te plaatzen.
(734) Neriet, die de Schaal gegroefd heeft occxkxw.
en overdwars geflreeptj met de binnen- Hhlllo.
fte Lip getand, 'i veeikkalige.
Dertig overlangfe Groeven heeft de Schaal
Van deeze , met zeer fyne dwars-Streepjes.
De Kleur Was, o f bleek Afchgraauw met drie
bruine Banden in de lahgte, o f roodagtig met
kromme, o f geelagdg met bogtige witte Banden
overdwars. Dit zal aanleiding gegeven
hebben tot den bynaam.
(735) Ne riet, die de Schaal gegroefd heeftnecxxxv,
Nerita
en plicata.
Ge plooi«
( 73+) Nenta Testa fulcata transv.erfeque firiata , tabio.
interioré dentato. M, L, U. 680, N. 395. RUMPH, Rar.
T. 22. f. N. 6. .
(735) Nerita Testl fulcata, jLabiis dentatis, int?riore ro«
tnndato, exteriote utunque Dentifeus gcutls conjcis. M. I»«'
ü. 680. N. 396.
I* ÖEEt. XVl. STVR,