VI. by Scarborough, Couvins: m Vrankryk wor-
* 8 » den dergclyke Zee - Hoorentjes Vignot o f Bi-
H oofd- gourneau geheten (*_).
stuk. Aan de Oevers van den West er-Oceaan,
Miekruik. by Marftrand, vondt L i n n veus, op zynen
Westgothifchen Reistogt, alle de Steenen daar
mede zo digt bedekt, dat zy overal op niets
anders dan dergelyke Hoorentjes traden. „ Zy
„ zyn niet veel grooter , zegt hy-, dan een
„ Hazelnoot, byna Klootrond, met eene zeer
„ korte doch tevens fcherpe Punt. De dwars-
„ ftreepen hebben zy zo vlak , dat men die
„ naauwlyks erkennen kan ; zynde daarente-
„ gen met veele bruinagtige Banden befchil-
,, derd, die den Slangtrekkigen draay van de
, , Schaal volgen , welke van onderen niet
„ door boord noch genaveld is. Haare Ope-
„ ning is geflooten met een klein dun bruin
„ Dekzeltje , o f Zeenaveltje, dat in ’t mid-
„ den een Spiraalvormig teken heeft. De
„ Rand, aan de Opening van de Schaal, is
, , niet verwyd, doch heeft, als ’t ware, een
„ donker Boordzel. Van binnen is de Schaal
„ bruin.”
L i s t e r vondt de Schaal der grootften een
half Loot zwaar, zynde dezelven iets meer
dan een Engelfche Duim lang. Hy nam waar,
dat de Banden , langs de Gieren heen, in de
jonge en kleine Kruikjes uitpuilden ; en dus
dee-
(*) Volgens AdANSON Hist, des Coyuill, au Senegal, p. 17e.
deeze Hoorentjes eenigermaate ruuw maak- VI.
ten. Die Streepen waren zwartagtig bruin,
en de tusfehenruimten witagtig. „ De Schaal H oofd’,
j, heeft dit byzohders, dat de laagfte RandenSTUK*
j, van de Opening een weinig over Zyde val-AHekruïk*
,, len ; anders dan in de meefte overigen ,
„ waar zy byna regthoekig aangevoegd zyn (*ƒ’.
Dit zal den Kolomswys platten Rand betekenen
waar van in de Kenmerken gefproken
wordt.
De Heer Dodlor B a s t e r heeft eenigevoorttee-
keurige Aanmerkingen voorgefteld aangaande11"2’
de Zeeuwfche Aliekruiken. ,, Het zyn , zegt
,, h y , volmaakter Dieren dan de Oesters,
,, Mosfelen en andere tweefchaalige Schulp-
„ visfehen; want zy kunnen kruipen waar zy
, , willen, en hebben twee Oogen om te kun-
, , nen zien , die by haar niet boven óp de
,, Hóorntjes ftaan , gelyk in de Landflakken,
„ maar een weinig laager op een byzonder
klein Hoorntje , dat op zyde vast is aan
,, het groote” . In de Afbeelding, welke
zyn Ed. van de Aliekruik, met het Dier daar
in, geeft ( f ) , vind ik deeze kleine Hoorntjes
niet»
(*) Illud in hac Testa fmgulare e s t , Apertura imas Oras
paalulura per L.itus dimitti : aliter quam in aliis plerisque
fieri folet, ubt ex ad Angulos fete rettos comtnittuntur. Hist.
vtnim, Angl. p. i6ï.
( f ) Natuurkundige XJitfpanningen. I, Deel. Pl. V. Fig. 5*
A , noch ook op de zelfde Plaat, ingevoegd in ’ü IV. Deel
der Hollandfche Maatfckappy , bladz» 487,
I» Deei,, XVI. STVJK.