426 B e s c h r ï v i n o V A N
VI. heeft eene Afchgraauwe o f witagtige Kleur
A f d e e l . en om Gieren Joopen breede bruinagtige
H oofd* Banden, die flaauw van Tekening zyn. Zy
s t u k . beftaat flegts uit v y f Gieren. De Randen van
de Opening zyn een weinig omgeflagen, en
ïiïk .' bedekken ten deele de N a v e l, daar men een
Provetje een half Duim diep kan infteeken.
Die van S c h a e f f e r waren fierlyker rood
en geel gekleurd , en niet langs de Gieren
maar overdwars geftreept o f gebandeerd.
Kalkagtig lt Geen deeze Soort van de andere Hoorn»
pekzekje. fla^ en onderfcheidt, en 5t gene zy byzonder
heeft, waar van zy ook wel den-naam voert,
is een Kalkagtig'Dekzeltje , darde Opening
’s Winters fluit. Alle Land-Slakhoorens heb*
ben dan wel een Dekzeltje, maar bet isindezel*
ven dun en V lie z ig , fluitende op ver- naa
niet zo digt en vast. Omtrent het begin van
April, wat vroeger o f laater naar ’t Saizoen,
wordt het los , en dan floot de Slak het weg,
om de Kost te zoeken; hebbende zig van het
Najaar tot het Voorjaar , en dus by de zeven
Maanden lang, zonder Voedzel o f beweeging
in die Gevangenis opgehouden.
S w am m e r d am heeft zynekeurige Ontlee-
ding in *t werk gefteld op deeze Wyngaard*
Slakken. - Ik heb van derzelver uit- en inwendige
Lighaamsdeelen, meest met die der naakte
o f Kelder - Slakken overeenkomende , genoeg
* xiv. gezegd * , zo wel als van de Paaring, Eijeren,
b ffL i.T e e ld e e le n , en wat meer tot de Slakken beenz,
fiOQlS»
d e S l a k h o o r e n s .
hoort. Alleenlyk zal ik hier, ten dienfte der VI.
Liefhebberen, die de beweeging der Inge wan- £ v u .
den in de Slakhoorens mogten willen befchou-Hoofd *
wen, de Handgreep melden, welke die fchran- STUK‘
dere Natuur-onderzoeker, ten dien einde, heeft
gebruikt. „ Wanneer men de buitenfte Schaal
„ afgenomen heeft, zegt hy , dan komt het
„ weeke Lighaam te voorfchyn, dat de zelf-
„ de figuur heeft als de Hoqren , doch zagt
„ en buigzaam i s , zonder de minfte hardig-
„ heid. Meest alle de Ingewanden vertoo-
„ nen zig door het doorfchynende V lie s , ’t
„ welke het Lighaam van de Slak bekleedt,
, , en met veele Vaatjes doorweven is. Het
„ wordt zeer ligt gekwetst, èn dan loopt het
, , bleekblaauwe Bloed van de Slak, als eene ,
„ lymige Vogtigheid, daar uit. Dit komt
,, daar van daan, dat het gantfche Lighaam,
„ overal, met veele Aderen en Slagaderen ge*
,, borduurd is. Derhalve , indien men met
„ e e n Schaartje een gedeelte van den Voet
„ der Slak vaardig affnydt, zal men Straalen
2, Bloeds daar zien uitfpringcn. Om de Schaal
„ af te ligten moet men eenNyptangetje met
,, platte Lippen gebruiken, daar men de Hoo-
,, re%allengs mede breekt en afknypt, tot dat
, , men op de plaats komt, waar de Spieren
„ haar inplanting hebben. Derzelver Peezen
„ fcheidt men dan met een plat Spadeltje af,
„ en breekt verder de Hooien, tot men digt
,, aan