4 6 8 B È s C H f t Y V i N G V A N
VI. E>e aangebaalde Afbeeldingen zyn hier det-
A f d e e l . maate Verfchillende, dat ik uit dezelven niets
H oofd- weet op te maaken: te minder, dewyl in de
stuk. befeliryving der Sweedfche Dieren gezegd
wordt, dat dëèze Soort viermaal kleiner ié
dan de voorgaande. Die van K l é in en B o-
n a n n i , ondertusfchen, vertoonen zig zo
groot als de gewoone Tuin-Slakhoorens, naar
welken zy ook wel Wat gelyken. Die van
L i s t e r hadt maar de grootte van een Paar-
deboon en was geelagtig van Kleur, hebbende
v y f Gieren. Men vondtze overvloedig in vee-
le Rivieren en Staande Wateren, 't Schynt
dat de dunne Hoorntjes op den Kóp, groote-
lyks van die der andere Watèrflakken verfchil-
' lende, en naar de Sprieten der Infekten gely-
kende, ’er den bynaam aan geeven. Int de
Afbeelding van A d a n s o n zyn deeze zeer
blykbaar, doch de zyne behoort tot de T o llen
o f Maanhoorens, waar toe ook die van,
G u a l t h i e r i , door hem aangehaald, betrelo
kelyk z y n , en deeze waren wel fraay getekend
(* ) .
Dccvm. (708) Slakhooren die de Schaal niet door*
Helix Au- boord,
riculd ria,
Muizen«
©ortje, ftf) Cochles Trocliiforaiis laevls albida, maculis interruptis,
per lêriem dïspoiïtis, pullis, aliquando rufis, fignata, & féu
yermteulato quodam opere depidta, intus Argentea. Test* T.
63. f. D , E , G.
(7083 Helix Testa imperforati oyatA obtufê, SplrJ acuta.
bt«visfima, ApetturA ampliatd. Faun* 219»! G U a l t «*
E $ L A K H Q O R E N S. 469
boord, Eyvormig, Jlomp, met eene zeer VI.
korte fcherpe Spits, en de Opening wyd Lyn^*
heeft. Hoofde
s t u k .
De aangehaalde Afbeeldingen verfchillen
pier wederom grootelyks. Die van d ’A r -
c e n v i l l e , welke goed zou zyn, duidt een
Koorentje aan, uit de Rfarne, dat vaal was
van Kleur, en wyd van Mond; weshalve het
Muizen-Oortje geheten wordt. Onder de Meir-
en Rivier-Slakhoqrens, in Sweeden, is deeze
Soort, volgens L i n n j e u s , de groot ft e , en
zou derhalve grooter moeten zyn dan de Spic-
fe Water-Slakhooren, hier voor befchreeven
Dit komt met de gezegde A fbeeldingen * Eladz;
in ’t allerminfte niet overeen. De onderfte459’ enz*
en buikigfte Gier was overdwars zeer fyn ge-
iireept. Men hadt ’er tweederley in Sweeden,
beiden van binnen Sneeuw-wit, doch de
eene ftomper de andere fpitfer getopt; gelyk
dit ook in de Franfche , by d ’A r g e n v i l -
l e , blykbaar is. Volgens de aanmerking van
den Heer Doktor B e r k h e t , zyn deeze
.Muizen - Oortjes van de algemeenften, onder
de Water-Slakhoorentjes, in ons Land (*)»
L is -
7 V.tr. T. 5. f. F. L i s t , Angl* 135, T. 2. f. 23. Exerc* I I .'
p. 34» E o n c h . II. T. 123. f. 31. AH GEN V. C o n c h , T. 31.
f. 7 , bona. K l e i n OJlrac. 54, T. 3, f, 6y, A c l. Helvet.
V. p. 283- N. j. T. 3, f. 27 , 28.
(v) Natuurl. Hist. van Holland. II, Deel , bladz, 1104.
vO-r &pt oO
L Dee l . XVI, Stu k .