9Q B e s c h r y y i n c v a n
VI.
A fd e e l ,
XLIX.
H oofdstu
k /
met yerfpheide Inhammen, loopt, die als door
Kaapen o f Voorgebergten van elkander gefchei-
den worden. Hierom noemen wy ze de Kaap-
hoor en o f fie Kaap. R u m p h i u s wil, dat daar
op veele Hoeken en Heuvels met rosfe Stree-
pen ftaan, als of men van verre een Bergagtig
Land za g , en noemt z e , deswegen, Porcella-
na Montofa. Ik heb ’e r, die veel duidelyker
een Inham van de Zee en Kaapen vertoonen,
dan de gewoone Kaaphoorens. Aan den Rand
zyn zy eenigszins Roozekleurig. Deeze Hoq-
ren was, in Oostindie ze lfs, niet zeer gemeen.
(327) Porfeleinhooren, die de Schaal eeni-
COCXXFIt,
Cypraa
Arabica.
Atabifchc
Letters.
germaate Spiraal getopt, met Karakter|
hefchreeven heeft, en met een enkeldt
Streep overlangs getekend.
Men noemt deeze, volgens R o m p h i u s ,
Letterhoorentjes o f Arabifche Koorentjes en fom-
migen ook wel Mufiekhoorentjes, wegens de T e kening
met bruine Streepen, die op veelerley
wyzen afgebroken zyn ; zo dat zy zig als Arabifche
of andere vreemde Letteren vertoonen
en
(517) Cypréta Testi fubturbinatü, Chara&eribus infcriptJ ,
Macula longitudinali flmplici. M. L. U. 56(5. N. 180. Porcel-
lana litterata five Arabica, R ü m p h . Rar, T. 38. f. M. Ba r -
r e l ; Rar, T. 1325. f. 20. G UAL TH. Test. T. 16. f. V.
L i s t . Conck, 4. S. 9. C. 2. T. 1. f. r. Seb. Kab. XII. T.76 .
f . 3. KNORU Verzen», III. D. Pl, 12, f. 2. VI. D- Pl. 2C.
f. l .
p g P o n S E L E IN N O O R E N s .
en fomtyds de Mufieknooten eenigermaate af- V*.
fchetzen. Van ’t eene tot het andere End
loopt, over de Hooren, een bleeke o f ongete. H oofd-
kende Streep. Zy hebben de kanten gezwol-STUK*
len , blaauwagtig en met ronde zwartagtige
Vlakken, zynde van onderen paarfchagtig
blaauw. Zeer groot vallen zy niet. Men
vindtze in Oost- en Westindie.
C32S) Porfeleinhooren , die de Schaal eeni-ecatxv^ï.
germaate Spiraal getopt en Rolrondag-
tig , met Oogjes befprengd heeft, van jWeids
onderen met vier bruine Klakken.
De bruine Plekjes, in ’t midden w it, zig als
Qogen yertoonende, waar mede de Oppervlakte
van deeze Hooren bezaaid is , geeven ’er den
naam van Argus, en wel van dubbelde, Argus
aap, in onderfcheiding van fommigen der Zoutkorrels
o f witte Mazelen, die met dergelyke
ronde Plekjes praaien, welke byna geheel wit
zyn s en dan ook wel Argus geheten worden.
Het gedraaide Spitsje, echter, dat tot dee^e
Afdeeliag behoort en by G u a l t h i e r i eenigs
(328) Cypr£a Testa fubturbinatü, fubcylindriod „ adfperü
Qcellis; fubtus Maculis quatuor fuscis. M. L . U. 567. N. 181.
EoNAN N. Recr. III. T. 2 63. 15 A R R. Rar. T. 132S. f. 25.
Argus. B.UMPH, Rar. f . 38. f. D. G U A L TH . Test. T.
IS. f. T. Argus magnus. ARQEN V. Conch. T. 21. f i s ) f. D*
L i s T . Conch. 4. S. 9. C. 6. T. 9. PET . Gaz. T . 97. f. 6.
R e g e NE. Conch, zo, T . 5. f. 57. K n o r r Verzam. III,
I>, Pl. 11. f. 5.
I. Ceel. xv I. Stuk.