Die kleine, groene, gladde Nerietjes, wel-
A fd e e l . ke men ook onder het Speculatie-Goed plaatst,
LVIII. -worden hier bedoeld. Zy hebben naauwlyks
stuk™* de groots van een Peperkorrel en zyn onge-
meen dun van Schaal.
Dcexxx. ( 73 ° ) Neriet, die de Schaal effen, Eyvora
m*8 » binnenjte Lip bultig en mei
Bloedige Tandjes heeft. \
Tanden.
Zo LiNNiEUs hier die gene bedoelen mogt,
welke .wy Bloedige Tanden noemen, dan vond
ik eenige reden voor den Latynfchen bynaam.
Die ik van deezen aart heb, voldoen nagenoeg
aan de opgegevene Kenmerken. Zy zyn
' ook met veele Streepen, Zigzagswyze, op ee*
nen witagtigen Grond getekend, byna gelyk
d’A r g e NviLLE meldt, ten opzigt van de
-aangehaalde , Letter P. Die, daar ik van
fpreek, is echter by hem, op Letter H , af
gebeeid , onder den naam van Quenotte, met
een Mond vol Tanden. De mynen hebben
. maar twee Tanden aan de binnenfle Lip, die
als in bloedig Tandvleefch ftaan. Hoe 't zy,
de Afbeelding van B o n a n n i verfchilt groo-
telyks , en L i n n ^ d s telt verfcheidenheden
op van Kleur en Tekening, in deeze Soort:
als,
(73q) Xerita Testa laevi ovata, Labio intetiore gibbo den-
ttfulato. M. L. U. 67'i. N. 39>. B ON A M N. Recr. III. T.
S04 Te t . Gaz. T . 11. f. 3- A B GE N v . Conch, T, lo. (%)
f. P, KNO BR Vtrzam. V, D, Tl, 3. f. a.
als i i. een bruine met witte Banden over- VL
dwars: a. een bruine met witte bogtige dwars- l v i i i *'
Streepjes: 3* een bruine met geele gegolfde Hoofd-
dwars-Streepjes: 4. een andere met zwarteSTUK°
Banden en bleeke Streepjes, De afkomst was
uit de Middellandfche Zee.
(731) Neriet, die de Schaal effen, byna zore-D*®XXXI»'
, ™ t . J Nerita
der lo p ; de beide Lippen getand heeft.poiita.
Gladde
* ■ ■ . . .. Néïiét.
Dé aangehaalde van R ümphi u s is rond,
en dik van Schaal, met een wyden Mond;
zonder verheven Top , en zeer fraay als met
Bergjes getekend.. Deswegen noemt hydezelve
Alpiria. De Schaal, riaamelyk,; is naauvv*
lyks geftreept, maar met zwart aartig gefchil*
derd, als o f het verwarde Takkebosfchen,
zegt hy , o f een wild Gebergte ware. De
Mond heeft een dikke Lip , die aan de kanten
lichtgeel is. Het Schildje is lichtgraauw
blinkend, Steenhard en gegranuleerd, aan de
bant met een Tandje. Drie verfcheidenheden,,
daar van geeft hy op, die altemaal zwartag-
tig waren: des het verwonderlyk vooorkomt,'
dat LiNNiEus hier Nerieten van zo veeler*
ley
f731) Xeriia Têstd !<evi ƒ Vertice oblfterato , Labliff ütris-
que dentatis. M. L, U. 678. N. 391. Bo n ann, AJfcr.IU.
T. t i i ? Valvata Alpina, R u m p h . Rar. T. 21. f. I, N. s ,
G ü U T H , Test. T, 66. f. G. A R G E N V. Conch. T. lo. (7y
f, K. R e g e n f . Conch, 16, T, 4, f, 43. SER, Kat. III,
Ti 59. f. 1-3.
I. Dee l . XVI. Stuk;