VI.
A fd e e l ,
LIX.
H oofd- '
STUK.
pl. CXXIV,
F/g, 5, 6,
in de Schaal zit en langs Steenen of Rotfen
kruipt, en in een omgekeerd postuur; gelyk
wy dit in Fig. 5 , 6 , op Plaat CX X IV ver-
toonen. De Zee: Oor, door hem afgebeeld,
is een Europifche o f Franfche, van de Kusten
van Bretagne. „ Men heeft ze anders,
„ zegt hy, in Vrankryk niet. Doorgaans zyn
, , zy aan de Rotfen gehecht, ftrykens met de
,, Oppervlakte der Zee, en houden ’er zig zo
„ vast aan, dat men nog. meer moeit,e heeft
, , om ze 'er af te krygen , dan tot de Patel-
„ len. Op ftaande vo et, na dat menze daar
, , af gewrikt heeft, fterft de Vifch o f Slak,
, , maakende flegts , door het ukfteeken van
„ den Kop en van de Hoorntjes, eenige be-
„ weeging. Het Vleefch is geelagtig en ftrekt
„ tot Spyze voor de Menfchen. Men wordt
„ daar aan een ronden Kop gewaar, benevens
5, een Bek die met vier Hoorntjes is voor-
„ zien , welker twee grootften weinig afftan-
„ dig zyn van de twee anderen. De twee
, , O,ogen, o f twee zwarte Stippen, Haan op
„ .d en Top der twee klein fte Hoorntjes. Het
„ Dier ontlast zyne Vuiligheid door de Gaten,
die in de Oppervlakte van de Schaal zyn, en
„ zyne voornaamfle Ingewanden zyn gehuis-
„ vest op den rand der Schaal, die inwaards
„ uitfpringt. Wanneer de Zee-Oor kruipt,
,, lleekt haare Voet ver buiten de Oppervlakte
„ van de Schaal u it , welke bekleed is met
f) flaauw uitgeholde Groefjes, die langs heen
„ loo-
„ loopende in den Spiraalen. top verdwynen. VI.
Dit openbaart zig duidelyk. in Fig- 5 , wel-
t ke de Zee-Oor aan een ft uk Rots kleevende Hoofd-
vporftelt. In Fig. 6 ziet men dezelve daar stuk.
„ af genomen en omgekeerd, als wanneer zig
„ de Voet ingekrompen en het Lighaam gely-
„ kerwys een Zak vertoont. Ook zyn aldus
„ de vier Hoorentjes, benevens de ingetrok-
,, ken Kop, nog zigtbaar.”
De Zee-Ooren, merkt L in n aeü s aan , soorten,
zyn elkander zo gelyk, dat men ze naauwlyks
door bynaamen onderfcheiden kan. Veele nog-
thans, ja wel de meelden van zyne zeven op-
gegevene Soorten, hebben haare blykbaareKenmerken,
gelyk wy thans zien zullen.
f74.0') Zee-Oor, die de Schaal rondagtig en occxu V ‘ T J . Hahotis
wederzyds glanzig luej t. Md*.
Groot hoi
Hier moeten wy die Groote holle Zee ■ Oor en Zee 0o1*
plaatzen, welke van de anderen zo blykbaar
verfchillende zyn. G u a l t h ie r i gseft ’er
een zeer goede, fraai je , Afbeelding van, en
meldt, dat de Schaal, zo wel van binnen als van
buiten, blaauw Zilverkleurig is ; zo dat de zyne
dan, van buiten, is gepaarlemoerd geweest. Daar
op doelt zekerlyk onze Ridder in zyne Kenmerken
: doch dit flag van Zee-Ooren heeft Natuurlyk
de
(740) Halioüs TestS lubrotunda, ritrinqnë nitidi. M. X..
V : 683. N. 401. Syst, Nat, XII, Gen. 336. G UAL TH.
‘ÏÏist, T. 69, f. 13.
I i 4