VI* tere , even als met de Oesters plaats heeft „
A fd e e l , , , ,
LXIL en word*11 tot de verlangmg van de Buis
H oofd- ook eene verdikking vereifcht, welke insge-
STUK’ lyks plaats heeft in alle Conchyliën. Z o zullen
dan, in ’ t Leven, de Wormhuisjes ook,
door de geheele Schaal, een Lymig Vogtüit-
zweeten , dat eigentlyk niet volkomen hard
wordt, voor dat zy dood of door ’t Dier verlaten
zyn: ten minfte, Ceven als, in de aan-
kleeving van den Voet der Patellen , door
R e a u m u u zelf aangemerkt wordt,) voor verdunning
en weekmaaking vatbaar zyn; en dus
kan het Wormhuisje zig niet alleen inlangte,
maar ook in dikte uitzetten, als mede zig
verplaatzen, onj die Geftalte en Kromte, hun
eigen, *aan te neemen, welke men op zo vee*
lerley wyzen aantreft. Bovendien kan het
Levens-Vogt zelf, dat de Hoorens en Schulpen
, zo lang zy tot het leeyende Dier be*
hooren , uit de Oppervlakte van de Schaal
uitgeeven, een voornaame oirzaakvan de aanhechting
deezcr Wormhuisjes zyn ( * ) .
nccci, (801) Wormbuis, die de S ch a a l Spilrond en
Serpula ' . “
Lumbrica• hoglis,
Hootnflan- (* ) Vergelyk ons XV. s t u k , bladz. 27.
gCïje» ( s o i) Serpula Testa tereti flexnpfi , Apice Spirali-acuto»
M. 1 , ü. 699. N. 431, L i s t . Conch, IV. S. 3, f. i .
R U M P H. Rar, T, 41. N. 1. G U A L TH , Test. T. IO f. Q,
A R G E N V. Conch, T . 29. (4.) f. I. G iN A N N . A ir , II.
T. 2. f. 14. K KOKR Verzam. II. D. PI. 13. f, I : IV. D.
Pl, 17. f . 2.
hogtig , aan h et E n d S p ira a l f p i t f gg- V I .
draaid h e e ft . LXïli"
H oofd-
Gefproken hebbende van die Wormhuisjes,stuk.
melken men zelden dan veelen by elkander
en ergens aangehecht vindt, gaan wy thans
over ojn die te befchouwen, waar van men
meest enkelde Stukken los aantreft' Hier
komt, jn de eerfteplaats, dat flagvan Wormhuisjes
in aanmerking, die men Hoornjlangetjex
noemt , om dat hun Lighaam als Slangswyze
gedraaid is, en aan ’t End zodanig, dat het
als een Hoorn zig vertoont. Dit heeft, dat
zonderling is, in zeker flag van Wormhuisjes
pn in geene anderen plaats. Zy komen uit
Oostindie, en zyn doorgaans wat geelagtig,
maar ook op andere wyzen, doch altoos eeni-
germaate Slangswyze geboogen. Dus vindt
men !er, die Gekrulde Hoornflangetjes geheten
worden. Zodanig één is in F ig . 2, op
onze CXXV. Plaat afgebeeld, om daar in een
Dier der Wormhuisjes te vertoonen, volgens
den Heer d’A i i g e n v i l l e , die !er dus van
fpreekt.
„ Het is v a n Geftalte als een gewoone Het Dier.
„Wo rm , maar van het eene End tot h e t^ x x v .
„ andere in Ringen verdeeld, die van elkan-
„ der afgefcheiden zyn. Zyn Kop verbeeldt
„ de Knop van een Eikel, en heeft aan zyne
, Punt een ongewaarwordelyk klein Gaatje,
dat den Mond formeert, die met Haairtjes