VI. Het Lighaam van dit Schulpdier agt h y s
' *n vee*e °Pzigten s niet dat van de Jongwer-
H oofd- pende Slak * overeenkomttig te zyn. Het
s t u k . hadt, ten minfte, den Kop en Bekbynaeven-
^4 He kruik, eens } a]s Ook de Hoorntjes en Oogen. Al*
uitwendi. }een was de tekening van de Huid verfchillenge
deden. . °
* zie ^ » d,e zwarte Streepen en Vlakjes, wel-
xv.sruK,ke op een witten Grond geplaatst waren, be-
ftondt. Dit neemen wy ook waar in de lee-
vende Aliekruiken; hoewel zy niet allen van
eene zelfde Kleur zyn. Agter op den Voet
is het Dekzeltje geplaatst, waar mede de Slak
zeer fchielyk de Opening toefluit , wanneer
z y , door iets ongewoons gewaar te worden,
o f fchielyk iets te zien, genoodzaakt is haar
Lighaam binnen het Hoorentje in te trekken.
Ook hadt hy, zeer duidelyk, het Gezigt der
Aliekruiken waargenomen , ’t welk hem niet
gelukt was in andere Slakken; fchoon de Oo-
t zie gen, in allen, van eenerley maakzel zyn *.
xiv.stuk, Inwaards , tegen den Rand van de Hoo-
bu ,57* , , ren aan , i. s een Z~o om, m. d, e geh, ee,le om-
„ trek van het Lighaam geplaatst, die geene
„ Opening heeft voor de Lugt, gelyk ik (zegt
,, hy) in andere Soorten van Slakken heb aan-
„ getekend. Alleenlyk heeft dezelve , in de
„ regter zyde , twee andere Openingen , de
, , eene om de Uitwerpzelen door te loozen,
„ de andere om de Teelleden door uit te
5, brengen, welke, benevens de gemelden, al-
„ le de uitwendige Lighaamsdeelen in dit Dier
59 zyn” . 1 Aan-
Aangaande de Inwendige deelen fpreekt hy VI.
als vólgt. De Deelen van de Keel en het
Gehemelte zyn alle Bloedrood en Purperagtig Hoofd'.
gekleurd. In ’t midden van den Mond ziet s t u k .
men de Tong geplaatst, die in een byzondere Oliekruik.
holligheid opgeflooten i s , en geheel buiten inwendige
het Lighaam fchynt gebragt te kunnen wor-deeIen*
den. Deeze verfchilt, in maakzel en kleur,
niet veel van die der Zeekatten * : dan daar * zie
in , dat zy byna twee Duimen lang i s , enbi1/;;™1'’
binnen de gedagte holligheid als de Veer van
een Orlogie opgewonden le g t , gaande, te ge»
lyk met de K e e l, onder de Herfenen heen,
d ie , agter de deelen van den Mond en het
Gehemelte geplaatst zynde , aan de Tong als
tot een Katrol dienen, om daar over te pas-
feeren. 'Het maakzel van deeze Kraakbeenige
Tong was zo verwonderlyk, dat hy dezelve
in geen tien Dagen, by Vergrooting, zou hebben
kunnen uit tekenen; doch aan hetuiterfte
was dezelve van een zagter zelfftandigheid.
Nevens de Tong lagen twee Kwylvaten , en
onder de Keel zag men wederzyds de Zenuwen
uit de Herfenen voortkomen, waar van
de Gezigt-Zenuwen de aanmerkelykften waren.
Voorts waren de Oogen, Maag en andere Ingewanden,
meest met die der Slakken over-
eenkomftig.
Dat de Aliekruiken tot Spyze dienen is be-Gebtuij.t
kend. , , Alle tyden van het Jaar, evenwel ,
9, wor