5o6 B e s c h r y v i n g v a n
VI, „ aan de Kanarifcbe en Vlaamfche Eilanden
A fd e e l . waargenomen: men heeftze in Sweeden ge-
H oofd. y* zien: zy bevinden zig dan aan alle Kusten,
stu k . ,, van de Linie tot den negen en zestigften
}y Graad Pools hoogte, eü misfchien nog ver-
, , der. Moet dit niet doen vermoeden, dat
„ ’er eene byna gelyke trap van Warmte plaats
,,. heeft in de Zee , onder zeer verfchillende
,, Lugtftreeken ? Deeze gemaatigdheid zou
„ misfchien te vinden zyn op zekere Diepte,
,, welke het niet onbillyk was dat de genen,
„ die aan de Kust woonen, zig de moeite ga-
,, ven te onderzoeken.”
Dat deeze gemaatigdheid op zekere Diepte
in de Zee te vinden zy , is niet ongeloof-
baar ; doch dat zy in de Oppervlakte plaats
zou hebben , aan de Rotfen , waar de Zee-
Ooren zig onthouden, valt niet ligt te begry-
pen. Ook meldt L i n n j s ü s maar, dat hy ze
met de Schaalen uit den Wester-Oceaan, aan
den Oever van Sweeden opgeworpen, hadtge-
kreegen(*). Zy moeten aan de EngelfcheKust
vallen , alzo P e t i v e r ’er onder den naam
van Engelfche, en S i b b a.l d , onder dien van
Schotfche Zee-Oor, van gewagen. L i s t e r ,
nogthans, fchyntze aldaar niet gevonden te
hebben: want hy zegt alleenlyk, dat menze
op de Eilandjes, by Guernsey, dat is aan de
Kust van Vrankryk , overvloedig vindt, en
dat
(* ) Habitat in Mart Occidentali , cmn Testis ad littoia
üfepertis habuimus. Faun, Sute, Ed, II» p. 534»
dat hy ’er ook op den Italiaanfchen Oever, VI.
by Pozzoli, hadt verzameld. Mooglyk zul*
len zy aan de Wester - Kusten en Eilanden H oofd.
van Groot Brittannie , die Klipagtiger z y n ,6TUK*
meer voorkomen, dan aan die van de Noordzee.
L i s t e r zegt, dat de langte vier, de breed*
te byna drie Duimen is , en dat'zy dertig Ga-
ten hebben , waar van in. fommigen zes , in
anderen, en wel inde grootften, zeven altoos
open zyn. A d a n s o s getuigt dat de groot-
ften van de Zee-Ooren, die hy gezien hadt,
over de .vier Duimen lang' waren, twee en
een Kwartier Duims breed, en ongevaar een
Duim diep. Hy moet dan die Groote holle ,
van de voorgaande Soort, niet gezien hebben,
als welke veel grooter en dieper valt : of*
fchoon de gedagte Afbeelding van G u a l -
i h i e r i door hem is aangehaald. En, wat
de gelykheid van de Senegalfche met de Fran*
fche o f Europifche aangaat, die kan ik niet
befpeuren : want de zyne hadt drie groote
Ribben , van buiten , in den Top uitloopenden
en van binnen ook aan'diepe Groeven
zigtbaar ; ’t welk geenszins in de Europifche
plaats heeft. Voorts was de Kleur van zyne
Senegalfche Zee-Oor , uitwendig, Vleefchkleu-
rig rood, fomtyds met eenig wie. gemarmerd.
Het een en andere is blykbaar in die Zee*
Ooren, welken wy krygen van Guinee o f van
de Afrikaanfche Kust,