R um ph iu s , eD hebben uitfteekende
„ ben: de Kleur is groen, aan ’t dunfle End *
,, witagtig. Een tweede Soort is dunner, lan~Hoofd-
,, ger en bleeker groen. Jn alle 'zit van bin*STUK*
,, nen een Slymerig Dier, en, als menze weg
„ legt , verfmelt al het Vleefch , dat geen
„ Tandjes h eeft, maar een rond Mondje,
„ waar van een Buisje afgaat, daar men een
„ Rysje in kan fteeken. Door dit Mondje
„ zuigenze het Slyk en vuile Zand binnen: in
, , Water gelegd willen zy het niet uitfteeken.
,, Men vindtze op vlakke Stranden, daar een
j, harde Grond en Rille Zee 'is, fteekende het
„ dikfte End in ’t Zand en het dunfte daar
„ buiten uit. Wegens haare kleinheid wor-
„ den zy van de Inlanders tot Spyze niet ge*
„ zogt.”
DeFranfche Heer d’A r o e n v i l l e
van het Dier wat omftandiger, gelyk wy dan F%. i.
/ook de Afbeelding van hetzelve, in zyn Pypje
o f Kokertje, naar één der mynen verbeterd,
van hem ontleend hebben : zie onze Plaat
C X X V , Fig. iv Hy merkt, in de eerfte plaats,
aan, dat het Dier zeer los zit in deeze Koker»
tjes, „ Het grootfte deel van deszelfs Lig-
„ haam, (zegt h y ,) is bedekt met eene witte
„ Kleur, waar verfcheide kleine Darmvaatjes,
die donkergeel zyn , doorblinken. Wanneer
het zig in het Kokertje verbergt, dan trekt
het den Kop geheel binnen ; maar, als het
„ denzelven uitfteekt, dan vertoont het z ig ,
Mm 4 „ gQ