VI. ,, van andpre byna onzigtbaare Groefjes ovpt-
dwars gefneeden worden. De Kleur is fom.
liuoFD- ?> tyds w i t , en fomtyds, zo van binnen als
sim. }i van buiten, vaal. Vaal zynde wordt zy
,, gekruist door v y f o f zes minder donkere
,, Banden. Ik heb deeze Soort, vry ovcr-
, , vloedig , in het Zand aan den Mond yan
„ de Niger-Ströom gevonden.”
pccxiv. (714) Slakhooren , dis de Schaal niet door-
— boord verhevenrond heeft, metJ'amenge-
wit Hatf. drukte Ribben ver van elkander •, de
snaamje. Opening halfrond.
De Schaal van deeze is zeer klein en Ne-
rietagtig, wit, verhevenrond. De zydelingfe
Draay, die Romp i$, wordt geheel omringd
door zes tot agt 'fcherpe, verhevene Ribben.
De Opening is halfrond en dus ook als in de
Nerieten,'maar met de binnenfteLip omgefla-
gen. In jongere heeft een open Navel, doch
in volwasfene geen Navel in ’t geheel plaats,
zegt L 1 n n je u s. Het aangehaalde Hoorentje
van A d a n s o n , Fosfor genaamd, was niet
meer dan een zesde o f een vyfde Duims breed,
en Melkwit zo wel als het Dier. Niettegen-
ftaande gedagte Rimpels o f Ribben, fchynen
my doch onze Witte Halfmaantjes tot deeze
Soort te behooren. LVIII. HOOFD*
(714) Helix Testü fu!)*impetforata convexa , Sulcis remo-
^5 compresfis , AperturU femi oibiculari. Syst. Nat. XII.
ADAMs. Senes,. I, T, X3< f . U t u oRO. Ferzam. I. D, Pi.
jW I I L H O O F D S T U K .
VI.
A fdeei%
LVIII.
Hoofd-'
Stu k»
Befchryving van ’t Geil agt der N e r i e t e n ,
of Halvemaan Hoorens, waar onder de Eijer-
doijers begreepen zyn.
«£ zw e e ft weinig bedenken, den Latynfchen Naam,
L r naam Nerita door het basterd-woord
lSferiet, dat met het Franfche woord Nerite
overeenftemt, uit te drukken. Hoewel, naa-
melyk, fommigen hier, uit hoofde der Half-
maanswyze Mond-opening, de benaaming van
Halve Maan Hoorens gebruiken , fchynt doch
die van Nerieten meer gewettigd te zyn , en
de Geftalte genoegzaam aan te duiden. Men
plagtze weleer, altemaal, onder den naarii
van Doijers te begrypen. Ik ontken ook
niet, dat ’er in dit Geflagt voorkomen, die
men naauwlyks Nerieten noemen kan; maar
zulks heeft hetzelve gemeen met andere Ge*-
Aagten. Ook wil ik zo ver niet gaan , van
met de Duitfchers ’er den naam van Schwim-
Schnecken , dat is Dryf*Slakhoorens , yun te
geëven \ uit hoofde, dat de Nerciden Water*
Nymphën waren; o f ook, om dat zy met de
Opening om hoog op ’t Water dryyeh zouden
, gelykerwys de Nautilusfen (*), Nog
mia-
^^ Navigtiiit cx hls Nentst, pt3cl>entës<juc concAVïïtïi lui
psrtem, et alteiam Aura opponsntes, pér lumma «quanitn
I. DEEfc» XVI, STUK, v9'