B e s c h s. y y V A N
kende, van de Kust van Portugal, by Lisfa»
A fd e e l . u on bekomen- Zy onthouden zig , volgens
H oofd» L i NN M V * 9 ° ° k ia d e Z eG V£lD N o o rw e S en eQ
s t u k . in de Westindiën.
CCCCXCI.
St rombus
Chircgra.
Bootshaak;
( 4 9 0 Vleugelhooren, die. de Lip der Schaal
met zes kromme Vingeren en de Staart
Haakswyze omgekromd heeft.
Dat hier de Bootshaak o f Duivelsklaauw bedoeld
worde, is uit de Kenmerken blykbaar ,
niettegenfiaande men, verkeerdelyk, ook de
Witte Krab van G u a l t h i e r i aangehaald
vindt. Dezelve, immers, heeft de Vingers,
en vooral de Staart, zodanig niet, dat men die
krom mag noemen. Daar is ook een misflag, in
de aanhaalingen van B onanni en van S e b a ,
hier door my verbeterd.
Van deeze maakt Rumphiüs de eerfte Soort
van zyne Vleugelhoorens, die hy aanmerkt naar
de Kinkhooren te gelyken doof haaren T o p ,
en naar de Tooten o f Voluuten door haar Lig-
baam, dat langwerpig is, met een langen fmal-
len Mond. T o t een by zonder Kenmerk van
dit Geflagt flrekt, volgens hem, dat het Dier
der,
(491) Strmius Test* Labro hexadaftylo, Digitis curvis,
Catidi recurvata. M. L. Ü. 61 j. N .274. B E L l o n . Aq. 421.
B A R R E L . R u r . m i . fc I. BONANN. R ic r . III. f - 3H .
S i j . Harpago. R U M P H. Rar. T . 35* f. A , B. S E B. Kai.
III. T. S2. f. I » 2. G O A L TH . Test. T. 35. f. A , B. & T .
36. f. B. KNORR Vcrzam. I. D. PI. 27- & 1 : I !* D*
S7. f. 4»
DE V L E U G E L H O O R E N S - 247
der Vleugelhoorens een lang Beentje draagt, VI.
van Kleur en zelfftandigheid naar de Onyx ma- ^ Lm L*
rina, die men dikwils Blatta Byzantina noemt, H oofd-
en welke in de Indiën tot Reukwerken gebezigd stu k .
wordt, gelykende ; aan de buitenzyde met
fcherpe Tandjes als een Zaag. Dit Beentje is
van onderen fpits, en van boven zit het vast
aan een hard Vleefch, en gelykt dus naar een
Handje, waar mede het Dier niet alleen zynen
Gang vervordert , van plaats tot plaats zig
voortpalmende, maar ook hetzelve als een
Zwaard gebruikt, om daar mede telchermen,
en al het gene hem tegen is weg te ftooten.
Men kan begrypen, dat deeze werking van
groot geweld moet zyn in de Bootshaaken ,
die ongemeen groot vallen. Hy rekentze voor
de grootflen onder de Vleugelhoorens; zynde
een Hand o f een Span lang, wanneer men de
Takken mede rekent. Ik heb ’er één, die ik
op ver naa niet kan befpannen; als hebbende
dezelve, van het end der kromme Staart tot
aan het end der bovenfle Punt, de langte van
een Rynlandfchen Voet. Het Lighaam is v y f
Duimen lang en heeft dus een aanzienlyke
Mond-Opening , zeer fchoon Vleefchkleurig
rood. Niettegenfiaande zulks fchiet dezelve,
wat het Lighaam aangaat, nog te kort, wanneer
men haar by fommige andere Vleugel-,
Vlerk- o f Liphoorens vergelykt. De Takken
zyn h o l, tot inneeming van de byhangzels,
Q 4 die
I. ÖEEL. XVI, STUK,