Vï.
Afd e e l»
XLIX.
H oofd*
stu k .
een bleeken Kring omgeven , op een geele
Schvf zegt LiNNiEus , in de befchryvmg
van *c Kabinet der Koningin van Sweeden.
Hv geeft ’er de grootte van een Mosfchen-
Eytje aan. Myn Exemplaar heeft wel eenige
zwarte wit geringde, doch meest witte Oogjes,
op de geele Rug. Die van B o n a n n i , welke
CCCLXH *
Cypracl
Ptraria»
Gaatjes.
hier aangehaald wordt, zoude een der al-
lerfraaiften zyn onder de Kaurisfen, gaande
voor Geld op een der Philippynfche Eylan-
den „ Het binnenfte deel, zegt h y , daar zy
„ famengedrukt en vlak is, vertoont zig ros
o f uit den rosfen Kastanje-bruin : doch
” opwaards naar de Rug toe is zy ten deele
V io le t, ten deele blaauwagtig bruin ge-
” kleurd , en daar tusfehen verfierd met Melk-
” witte en Goudkleurige Sterretjes.” Zal men
dan, (fchoon hier v e e le e r de voorgaande fchynt
bedoeld te worden ,) dien naam, by R u m-
p h i u s g e b ru ik t , w e l ten onregte op deeze
Soort toepasfen?
C363) Porfeleinhoorn , die de Schaal gerand
en eenigermaate Violetkleurig heeft,
met witte Stippen.
Deeze was van dergelyke kleinte, en haare
woonplaats kende onze Ridder zo min , als die
van de drie naastvoorgaande Soorten.
C364)
(363) Cypr*a Testa marginata fubyiolac«! albo-punftatS.
(364) Porfeleinhooren , die de Schaal gerand Vf;
heeft en met Sleufjes overdwars. XLilE*
Dit is ’t allerkleinfte Hoorentjé, zegt Rum- rrtix/
ph iü s , fchier van alle Geflagten, in ’t gemeen-cccLxin
niet Véél grooter dan een dikke vette Luis,
fommigen als Weegluizen: waar van het den>c
haam heeft van 't Luisje. Sommigen, evenwel
, bereiken de grootte * zo hy aanmerkt j
van eèn Hazelnoot; zy zyn zo wit niet als
de kleine, doch op de zelfde manier mét Voor- %
tjes överdwars en op de Rug een overlangfe
Sleuf; A d a n s o ft vondt ze , aan dé Kust
van Senegal, niet meer dan een derde Duims
lang en een vierde Duims breed, Eyrond eü
dus ook ongevaar zo dik als breed j maar geheel
Sneeuw-wit, zonder eenige Vlakken} dié
in de Oostindifchen zo zigtbaar zyn , als uit
die van Pondichery $ door d’A r g e n v i l l e
OpgegévCn, én anderen blykt. Zie de Natuur-
lyke en vergroote Afbeelding, van hem overgenomen,
in Fig. 2, op onze Honderdtwin-
tigfte Plaat. In Oostindie komen evénwel ook
wk>
f354) Cypraa Testi marginatl, trnnsverfim fulcatl. M. L»
Vi 582. N. a u . L i s t . Conch. IV. S. 9. O 7. T . 1. Angli
15*« Ti 3. f. 17. Pediculus. R t jm ph . Kar, T . 39. f. P.
G ü -U TH . T u t. T . 14. f. P. & T , IS. f . P , R. Pcwx de
Mer. A R G KN V . Conch. T . a i. f i s ) f; L . PE T . Amh. T i
16, f. 22, B a k b , K * r. T. 1325,'f. 28. A d a n s . Senegi
li T, 5. C 3. O I N AN N. M r ia t.lU T. IJ, f, 109. KMORK
Verzuim. V I. D, PI. 1 7 , f, 6.
H 2