VI. Tweefnydende worden deeze genoemd, om
l Vr ” ^at Opening aan beide kanten wat fcherp
H oofd* i s , volgens R u m p h i u s , die ’er den naarn
stuk . van Cochlea Imbrium , dat is Slagregen - Slak,
aan g e e ft , als werde zy door zwaare Regens
voortgebragt. Hy merkt aan , dat menze op
de Bergen, in Oostindie, aantreft; hoewel zy
pok aan den Zeekant, onder verrotte Bladen,
Rukjes Hout en andere Ruigte voorkomen.
Het is een platagtige Slak, zegt h y , meteen
fpits Hoofd en een naauwen Mond; van bin*
nen diep gekarteld en aan de kanten opgeworpen
; doodfch van Kleur met donkerbruin be*
fcbilderd, en aan de zyden met breede zwart-
agtige Streepen, als o f het Voeten waren, zo
dat zy naar een platte Kikvorfch gel y ken;
wordende, niettegenftaande zy gantfch niet
mooy zyn , van fommigen bewaard, om dat
men de gedaante van een Dier met Pooten
daar uit kan befpeuren. Mooglyk is dit ook
wel de reden van den naam van Tovenaar, die
door fommigen aan deeze Koorentjes, welke
groot en klein vallen, en van de voor be'
fchreevene Toverhoorentjes weinig verfchil-
len, gegeven wordt.
B o n a n n i noemt het uit hem aangehaalde
, , een Slakhoorentje, in de Indifche Zee ge-
„ boren en zeer lig t , hebbende draaijen als
„ een Turbo, doch een Schaal, die men uit
„ twee famengevoegde helften zou zeggen te
,, beitaan, vormende als de Geftalte van een
„ Aman-
3, Amandel, Goudgeel van Kleur. Alleenlyk Vj.
„ dat gedeelte, daar de Openingis, vertoont Lyn^*
„ zig van binnen wi t , met een verwonderlyk H oofd-
geftel van Tanden , die als tot baare be-STÜK*
„ ïèhutting Rrekken.”
II. Gekielde , met een fcherpen kant aan
de Gieren.
(656) Slakhooren , die de Schaal gekield en dclvl
gemveld , wederzyds verhevenrond, de^alicUa,
Opening gerand en dwars ovaal heeft.
Op Steenrotfen, in Westgothland, Oeland
en elders, kwam deeze Slakhooren overvloedig:
voor. Zy hadt de Schaal bont, als een Schildpad,
doch het Dier was witagtig, met twee
zwarte Streepen, welke van de groote Hoornen
af over de Rug liepen. Die van L i s t e r
was drie vierden Duims breed, en bruin van
Kleur , met een Gaatje in ’t middelpunt der
I Gieren. Het is, zegt h y , een fraaije en aar-
I tige Schaal, welke hy in de Bosfchen van ’t
I Land van Lincoln , ’s Winters, onder den Bast
I van oude Boomen , by Zomer in het Kruid,
I menigmaal gevonden hadt, hebbende den ui-
I terften Rand.der Gieren fcherp. L innteus
merkt
(656) Helix Testa Carinata Umbilicatd, utrinque convexa,
ApertuiS maiginata transvetfali ovata. Faun, Safe. 2174. M.
t . U. 362. IU Wen go tb, 27. L i s t . Angl, 126. T. 2,
f.14.
I.DEEL. XVI. STUK.