y i . waren, ieder voor 't minfte dertig jonge
Wulkjes bevattendè: des men zou mogen den-
Hoofd- ken, dat zulk een Eijernest'meer dan honderd
s t u k . 1 duizend Jongen inhieldt. Dit zo zyndè, zou
U'uii. men een verbaazende Voortteeling in deeze
Schepzels moeten onderftellen. Hy befluit
uit de grootte van dit Eijernest, dat het buiten
de W u lk , in Z e e , tnerkelyk moét toe-
neemen; doch de Heer B a s t e r heeft zulks
veel begrypelyker verklaard.
„ Het- Dier, (zegt zyn Ed.) moetende zyn
„ Eijers leggen,- begeeft zig op o f tegen een
Steen, en legt eerst twintig, veertig o f zes^
, , tig Blaasjes ; een Dag vier o f v y f nader-
,, hand , een diergelyk getal op o f naast de-
„ zen ‘; een Dag o f v y f daar naa al wederom
„ andere, tot het alle'zyne Eijers uitgèlegt
„ heeft: deze Eijers, zagt en flymig zyn de,
„ kleeven op en aan elkander, gelyk de eer-
,, fte aan den Steen, en zetten zig ook nader-
„ hand wat uit en worden grooter” (*)»
croste Onzen Vrind vërzógt 'hebbende om eenige
wuik.’ opheldering ten aan zien van het gene door
zyn Ed. gezegd was van de groote Zee-Wul,
ken, daar hy het Eijernest, nevens dat der gewoone
(* ) De Heef E L L i s heeft in zyn Werk over de Xoral-
lyrien , dat in ’t janr I7J5 te Londen uitgegeven is , reeds
de Èigfenichap verklaard van deeze Eijernesten, die hy Zet
IVetfch-Ballen noemt, om dat de Zeelieden ’er als Zeepbal-
len gebruik van rmaken, tot het wasfchen hunner Handen.
Zie p. s+.
woone Strand - Wulken , ook van afgebeeld
hadt, zendt my de Schaal van een groote.’
Deeze is volkomen met die van L i s t e r ,
welke L innjeus niet aangehaald heeft,over»
eenkqmltig, uitgenomen , dat die van L is -
t e r , op gedagte Plaat, even als ik van veelq
Plaaten in S eb a en R umph iu s aangemerkt
heb, zekerlyk door toedoen van den Plaat-
fnyder, links zyn verbeeld. Z y ftrookt ook
tpet die Afbeelding van B o n a n n i , welke
hier mede aangehaald i s , zo veel de Oppervlakte
aangaat, welke geene gegolfde Rimpels
heeft, gelyk de andere, en ilegts als met
fyne Draadjes,' nevens elkander langs de
Gieren loopende, is overtoogen. Deeze groote
o f Zee-Wulk is door L in n z e u s , gelyk
\vy zien zullen, in hec volgende Geflagt en wel
onder de Spillen, geplaatst.
Onder de drooge Wulken komen ’er voor
die géhèel blaauw zyn. Men vindt zodanigen
aan onze Stranden , ' inzonderheid aan die van
■ t Eiland Ameland; naar ’ t gene in de Ploog-
duitfcbe befchryving van ’t Werk van Knorr,
alwaar zulk eene op Plaat X IX , in ’t Vierde
Deel, 'vertoond is, gezegd wordt. Gedagte
frisfche Wulkhoorens, niet regt gezuiverd,
eenige Dagen in Water hebbende laaten leggen
, waren die ook ten deele blaauw geworden.
Den Heer Doktor B a s t e r derhalve
hier over raadpleegende, fchryfc zyn Ed.
I5 S my
I. Deel. xvi. Stuk,
Vï.
Afdeel?
U I .'
Hoofds
t u k .
JValk.