VI.
Af d e e l .
' LVII.
HÖO{D*
STU K .
ïfoKPwer
pende Slak.
Elaauv/Lc.
yensvogt.
4 4 ; B e s c h r y v i n o v a n
j, Hoorn de Teeldeelcn vervat zyn, waarvan
„ ’t gezegde Rugkanaal een groot gedeelte
j, is. In de Mannetjes van deeze Rivier-
„ Slakken, bovendien, is digt tegen de Darm-
,, Lever e§n ander Ingewand , ’t welk de
„ draaijen volgt van de Lever. Dit Ingewand
M heeft een heldere Goudgeele Kleur, en ik
„ gis dat hetzelve de Hom z y , die in gedag.
„ te Vezelagtige Buis fchynt uitgeftort te
,, worden. Ja, in *t midden van Juny dat deel
„ in Mannetjes doorfnydende , vloeide daar
,, op Kaande voet een dik geelagtig Vogtuit,
„ even als uit de Hom der Visfchen, wanneer
„ die gezwollen is , voortkomt. Dus fchynt
„ de dikte van dat Saffraankleurige Vogt, in
„ het Vezelagtige Kanaal vervat, een groote
,, overeenkomst^daar mede aan te wyzen.”
. Zo ziet men dan, dat S w a m m e r d a m
gelyk hadt, wanneer hyzig over de byzondere
Eigenfchappen van deeze Kivierflakken groo-
telyks verwonderde. Men kan zyn Vertoog
dienaangaande nazien, en overweegen o f de
leevende Wormpjes, door hem in deeze Slakken
gezien , ook tot het Mannelyk Zaad betrekking
hebben. Leevende Jongen te baaren,
terwyl de andere Hoorens Eijerleggende zyn,
is het niet alleen, maar bovendien hetyverfchi!
van Sexe, daar men die in de andere Slakhoo-
rens vereenigd vindt, en het uitgeeven van een
Saffraankleurig Vogt; ’t welk dezelven aaiïmer-
kelyk maakt. Hier komt nog b y , dat uit deeze
ze Slakken, in ’t midden van den Winter door- (
gefneeden,- volgens de waarneeming van L is - LVII.
t e u , een Levensvogt Vloeide, ’t welk fchoonH oofd-
blaauw was , byna met den glans van een STUK*
Elementfteen. Ongevaar een Orice daar van fend^sLl.
op ’t Vuur zettende , ffolde h e t, door een
zagte kooking, als E yw i t , blaauwagtig van
Kleur.
(691) Slakhooren, die de Schaal ondoorboord} d c x c i .
rondagtig, effen, doorfchynendt, geban- j^emoraUn
deerd, met de Opening rondagtig Maant* Tuinöal<’
wyze heeft►
Dit laatfte heeft, volgens dien zelfden Au»
theur, ook plaats in de Tuin-Slakken, die door
een Sneedje, in de Huid gemaakt, een bleek-
blaauw Vogt uitgeeven, ’t welk Holt en hard
wordt in Wyngeest. Schoon menze in de
Tuinen aantreft, zyn zy doch in deBosfchen
niet ongemeen, ja komen overal voor, daar
men Geboomte en Groente vindt. In West-
gothland vondt L i n n j e u s haar op de Steen-
rotfen. Aangaande de ongemeene verfcheiden-
heid van Kleur, die in dezelven plaats heeft,
is door L i s t e r opgemerkt, dat zy niet zeiddh
(Ö91) Heli# Testi imperforatü fubrotunda ls v i, diaphanü
fnsciata, Apcrfura fubrottindo-Lunatft, Faun. Suec. ziH6. M*
L. U. 670. N. 376. It. Oei. 127. lt. Westgotb. 84 L i s t .
■ Angl. 1 16. T . 2. f, 3. AR GE N v. Cmeb, T, 1. N ,S3. PET,
Mus. s. N. 14,
i» Df.fl. xvi. Stuk,