VI.* , , men vindt ze veel op allerhande Stranden*
A f d e e l . ^ doch nergens zo veel als op het Land van
H oofd’ , 5 Leekoe , waar van zy den naam draagen” :
stu k . dat zulks een Drukfeil zal zyn , en dat het
moet zyn , het Land van Lohoe. Ondertus-
fchen is ’t blykbaar; dat hy, door allerhande
Stranden , hier flegts die van Oostindie , of
van de Ambonfche Eilanden, verflaat. Zy
gelyken veel naar de T o oten , haar Lip is
zeer klein , en van binnen rood , ’ t welkze
kenbaar maakt en van anderen onderfcheidt.
Ook hebben zy het algemeene Kenmerk van
de Vleugelhoorens, teweeten, een ronde Keep
in de Lip , omtrent de Snuit. Zy vallen niet
veel meer dan een halven Vinger lang en zyn
in weinig agting.
Di. (501) Vleugelhooren, die de Schaal met een
GibhruLs*- üitjleekende Lip , de Rug effen heef t ,
Kanaritje. de Gieren Bultig en ongelyk.
Deeze Hoorens voeren den naam van Ka-
naritj es, zegt R u MP m u s , om dat zy veel
naar een gefchilde Kanary gelyken. Men be-
rigt my, dat dit een Oostïndifche Vrugt is , als
een Ockernoot, hebbende een harde Schaal. In
groot-
( jo t ) Stremt as Tcsta: Labro prominulo , Dorfb bevi,An-
fraftibus gibbofis inatqiialibus. M. L , U. 6<IU N. as3» Cana*
rium. R i j m ïH. Rar. T , 37. f* V. liO N A N H , Recr, 1,1*1.
f. i jo . S e b . Kab, III. T. 61. f. 53. KMOKR terzam it,
B. PI. 14. f. 3-‘ hl. D, Pl. 13. f. 5*
grootte verschillen zy weinig van de voorgaande
Soort , doch zy zyn zo regelmaatig
niet van Geftalte en hebben de onderfte Zy-
de platagtig zo L in n j iü s aanmerkt,; doch’t
gene B q n an n i veel beter befchryft; wanneer
hy zegt: „ zy zyn in -t wydfte deel des
si Lighaams zodanig gezwollen, dat zy als de
„ Borst van een Dui f , die te broeden zi t ,
, , vertoonen”. Inderdaad , dit is zeer blykbaar
in veele Kanaritjes. Sommigen hebben
den Mond wit , anderen zwart , en deeze
noemt men Zwaftmohden, De uitwendige Oppervlakte
is in eenigen gebandeerd, in eenigen
gebloemd o f Golfswyze getekend: ja z y zyn,
in ’ t algemeen, fraaijer gekleurd dan de Loe*
hoenfe Hoorentjes, hoewel flegts met ros-
agtig o f bruin geel op een witten Grond. Metf
vindt ’er ook , doch zelden, die geheel wit
zyn. ^ Zy zyn mede Schermers, en, als het
„ regte Dier daar uit is , groeit ’er een Kreef-
tje in of Cuman ( * ) , doch daar in van an-
, , dere Cumans verfchillende , dat hy geen zo
,, groote Schaar heef t , waar mede hy de
3, Deur van zyn Huis fluiten kan , gelyk t}e:
3, Cumans van de Aliekruiken” .
(50a)
(*) Cuman is de Maleitfche naam van de Soldaatjes of
Kluizenaars , ook Kreeftjlakken genaamd, die in het Dertiende
Stu k van deeze Natuurlijke Historie, bladz. 361»
enz. befchreeven zyn*
R s
vr.
Afd e e l .
LIII.
H oofd *
STUK.
I. De e l» s v i . Stuk .