S£0 B e s c h r y v i n g v a n
»Is
m
II
VT. zulk een Ader op te zoeken: men ftampte flegts
Afdeel. de Höorens met het Dier,en lietze dan in Water
Lil.
H oofd
STUK.
urper-
Sijeren.
, met eenig Zout, verfcheide Dagen, in een
Tinnen Bekken op ’t Vuur ftaan. Dit diende
voornaamelyk orn deeze Verwftof te zuiveren:
en de hl eer R e a um u r heeft bevonden,
dat het V ogt der Kinkhoorens veel fchielyker
de Purperkleur aanneemt, ja dat het zelfs kan
dienen om Stoffen paarfch te verwen, voor dac
het die Kleur aangenomen heeft.
By geval maakte hy daaromtrent een nadere
Ontdekking. Deeze Kinkhoorens zag hy doorgaans
verzameld rondom Steenen , o f onder
zekere Boogen van Zand, welken de Zee geformeerd
hadt door het onderfte Zand weg te
fleepen, en het hovende alleen over te laaten,
dat door oude Wormhuisjes famengehecht was :
ja , z y waren ’er fomwyien zo menigvuldig,
dat menze by Handen vol kon opraapen: hy
wierdt tevens gewaar, dat deeze Steenen bedekt
waren met zekere langwerpig ronde Korreltjes,
weinig meer dan een twaalfde Duims
lang, die een geelagtig wit Vogt inhielden.
Zulks deedt hem denken, o f dit ook niet wel
een Purperverwend Vogt mogt zyn, en hy
drukte eenigen van deeze Korreltjes o f Blaasjes
op zyne Lobben uit, die ’er flegts een weinig
door bemorst fcheenen te worden; maar, na verloop
van een half Kwartier Uurs, hadden z y ,
op die plaatfen, een fchoone Purperkleur aan - •
genomen. Vervolgens koos hy andere Blaasjes
I I 1 1
uit , en herhaalde de Proefneeming, die niet VI.
minder 'Haagde. In twee o f drie Minuuten ^F£ jf
nam zyn Lywaat een fchoone Purperkleur aan, H o o fd -
die zelfs ftand hieldt, tegen ’t wasfchen met s t u k , ,
Zeewater. Op een groote menigte van deeze
Korreltjes, welken hy met zig genomen hadt,
gelukte het in zyne Kamer niet : de open Lugt
was noodig tot die verandering van Kleur.
Zyn grootfte nieuwsgierigheid was, nu, om
te weeten , welke Blaasjes dit mogten zyn.
De Visfchers zeiden wel , dat het Zaad was
van Wier o f Zee-Ruy: maar hy hieldtze, in
tegendeel, voor Eijertjes, en giste, doch zonder
eenig blyk , dat het Eijertjes waren van
die Soort van Kinkhoorens, welke zig zo menigvuldig
daaromftreeks verzamelden, o f dat
het Eijertjes waren van eenig ander Zeefchep-
z e l, op welken de Kinkhoorens aasden. In die
onzekerheid gaf hy ’er den naam van.Purper-
Eijeren aan. Op een anderen Reistogt, in de
Zomer, naar de Kust van Poitou, vondt hy
’er geenen van, om dat zy niet dan in de Na-
Herfst verfchynen: doch by ’t aankomen van
den Winter zyn z e ’er zo menigvuldig, dat één
Man, in weinig Uuren, meer dan een Schepel
van dezelven zou kunnen verzamelen.
Hier ter plaatfe zal ik eenig gewag maabenKinkhoo-
van zekere Eyvormige Lighaamen, die, z o f^ ^ 6*
men my gezegd heeft, in Suriname gevonden^"cxxirj
en aldaar Kinkhooren-Eijenn genoemd worden.*7*’ a’
Z J