VI.
A-fdee’ .
XL VIL
Hoofdstuk.
, , den, om zyn Aas aan te vatten en naar den
„ Mond te brengen. De Mond of Bek gelykt
„ naar die der andere Zeekatten, zynde haakig
,, krom, Beenig hard , blaauwagtig zwart; en
„ van agteren met een Kring van wit, taay
„ Vleefch omgeven: doch deeze Bek is door
, , eenige andere Velletjes en door de gezegde
„ Lappen geheel bedekt , zo dat men niets
,, daar van zien kan, eer men die van elkander
,, trekt. De Oogen, die 2eer groot z y n , en
,, als Navels zig vertoonen , ftaan op zyde,
„ doch hebben in plaats van Appel een Gat,
en zyn van binnen gevuld met zwart bruin
,, Bloed. Van het agterfte des Lyfs gaat door
,, alle de Gaatjes der Befchotten, tot aan het
„ middelpunt, een dunne Pees , die ligt af-
„ breekt. Onder de Snuit heeft het Dier een?
,, halfronde Pyp, gelyk de andere Zeekatten ,
enz.
Deeze befchryving van dit Schulpdier komt
my niet zo duifter o f verward voor, als dezelve
door fommigen aangemerkt wordt (* ) , en
b ’A r o e n v i l l e doet den gezegden Autheur
groot onregt, wanneer hy te kennen geeft,
dat hy het een Polypus met agt Armen genoemd
zou hebben, even als dat der Papieren Nauti-
lusfen i als ook, dat hy een andere Afbeelding
beloofd heeft, die nimmer aan ’t licht gegeven
is
(*) Partis Animalis mollis defcriptio et delineario in Mufeo
Amboinico confufe funt et vix intelligibiles. B R E ïN dl
I'olythalamis. p. 3 6.
is ( *> Dat de Figuur ’t zoek geraakt z y , wel- VI.
ke door Letters opgehelderd werdt; (gelyk Afdeel.
de Uitgeevermeldt;) heeft R u m p h i u s nietHoofd. ’
kunnen helpen , wiens befchryving zeer wel St u k .
verltaanbaar is, en niet ftrydende met de A fbeelding
, in zyn Werk van den Vifch uit
deeze Hoorens gegeven.
De , Schaal belangende is minder zwaarig- De schaal,
heid. Breyn wil de Afbeelding van dezelve,
in de Amboinfche Rariteitkamer, nog wel laa-
ten gelden, doch merkt aan, dat in de doorgezaagde,
die aldaar voorkomt, het Pypje o f
Spuitje ontbreekt, ’t welk door alle de Kamertjes
gaat; welk gebrek in de Afbeelding
van H o o k e , anderszins genoegzaam naauw-
keurig, ook op te merken viel, en dat hadt
hy verbeterd, door eene met de uiterfte vlyt
uitgewerkte Figuur. In dezelve, ’t is waar,
komt zulk een doorloopend Pypje voor , dat
oogfchynelyk zeer fraay uit de Herfenen daar
in gebragt fchynt te zyn: want ik geloof niet
dat men ooit zodanig iets in een doorgezaag-
de Nautilus gezien heeft; ten ware het een
Qverblyfzel mogte zyn van de gedagte Pees,
na dat het Dier kort te vooren was afgerukt
uit
(*) 1’Anima! qui 1’habite est une Polype a huit Pieds, ce
qui convient au fecond Nautile Papyracé , mais nullemeut ala
Masfe informe, qu’il donne a ce ptemier Nautile. R ö m -
P H iu s promet une autte figute, qu*il n a jamais donnee*
Coneh. i Part, p. 27, 28.
II4