'498 B E s C H R Y V I N c V A N
VI. de, en dus ook zeer fraay. Deeze, en de drie
Af d e e l . o f vjer voorgaande , vallen zo groot niet als
h o o f d - ' de volgende. De twee laatften komen zeker-
sTi/K. ]yk uit Oostindie. In deeze Roozekleurige is
het Mondje, wegens zyne Tandjes, aartig te
befchouwen.
( 73'0 Ne riet, die de Schaal gegroefd heeft
liïerita met dertig Ribben, de Lippen getand,
•Gegolfde. de binnenjle rimpelig geknobbeld.
Deeze verfchilt van de voorgaande, ook,
doordien haar Top meer uitfteekt, en doordien
zy de Banden breeder heeft, zegt onze
Ridder, die deswegen h aar dan de G egolfde
zal genoemd hebben, w e l k e benaaming zo wel
op de voorgaande past als op deeze. Ook is
de Kleur in de myne, die dertig Ribbetjes
h e e ft, byna geheel zw art, met Golfswyze
geele Streepen , en zou men z e , derhalve,
wel tot de Kamelotjes betrekken mogen.
De aangehaalde van G u a l t h i e r i fchynt
veel minder geribd te zyn.
DCC™ . (739) Neriet, die de Schaal gegroefd heeft,
Jtferita " 7126 U
JExuvia.
Wrattige. Nerita TestS fulcata Sulcis triginta, Labiis dentatis,
interiore rugofo tuberculato. M. L. U. 6 82 .^. 399« RuM?H*
Rar. T. 22. f, 4* G U A L TH . Test. T . 6 6 . f, X. KNORR
Verzam. VI, D. Pl, i 3’ f. 2*
(739) X'rita Testa fulcatS, Labiis dentatis , interiore tuberculato.
M L. U. 682. N, 400. B ONANN. Recr. III. f.220.
L i s t . Cmb. IV. $. i . C. 1. T , 2, f, 5. R u m p h . Rar.%
B E N e ï C I E t EN. 4P$>
tnet getande Lippen, de binnenjle ge* TI.’
hiobbeld. A fdeeiJ
LV II I.
De V'üvata gramlata van R u m p h i ü s , stok.0*
hier aangehaald, is wit van Schaal, maar doorgaans
met ruige Wratten o f Korreltjes bezet,
welke op ryën ftaan , en tusfchen beiden ,
langs de Gieren, Vooren maaken. Die ruuw-
heid, zeer aanmerkelyk in deeze Soort, doet
er ons den naam van Wrattige Neriet aan gee*
ven. Haare Mond.-Opening komt volmaakt
met die van G u a l t h i e i u overeen, de Rug-
zyde met die van B o n a n n i , doch de aangehaalde
van d’A r g e n v i l l e fchynt tot de
voorgaande Soort te behooren. Volgens R dm-
p h i u s zyn ’er nog twee verfcheidenheden
van, aan de Stranden van Amboina gemeen;
maar de eerde, zegt hy, wordt zelden gevonden.
Tusfchen de Korreltjes o f Wratten
ziet men aan de verfche eenige korte Borftel-
tjes of Haantjes; d a t’er mooglykden bynaam
van Exuvia aan heeft doen geeven.
K
| | |
m
1
m
LIX. H O O F D -
T. 22. f . M. P e t . Gaz. T. 100. f. 6. G ü a l t h , Test.
T. 66. i. C C . A U G E n v . Cench, X. 10, (7) f , I, S£5„
Ra t. in . T,Sp . f. 4— 9,
I i 2
I. Deel. x v i , stuk.