ipg JJe s c h r y v i n g v a n
VT. welk boven het Zand heeft uitgefloken, Zy
A fd e e l . j.om en voor op vlakke Zandige Stranden, ih
Hoofd- de Liasferfche Eilanden, inzonderheid op Oma
stu k . voor Haroeko. De Inlanders leggenze zo
geheel pp Kolen, braaden ze en liaan de
Schaal aan Hukken, om het Vleefch daar uit
te haaien, ’t welk van hun gegeten wordt.
Hy geeft ’er de Maleitfche en Ambonfche
naamen van op. Hoe kan LiNNiEUS dan de
woonplaats Hellen in Amerika P
ccccxï-'/i. (446) Kinkhooren, die de Schaal kruislings
Buscir.um ; . geftreept he e f tme t Knobbelige Gor*
koode dels, die door eene dubbelde Streep van
?-aske£< een gefcheiden zyn; de Opening getand,
en de Staart omgekromd. >
De roode Stormhoed wordt deeze by R dm-
p h iu s getyteld. Zy is tevens geknobbeld,
ën dit maakt dat fommïgen haar ook wel de
Geknobbelde Kasket heeten. Dit is een raar
flag , zegt h y , dat weinig gevonden wordt,
■ vallende kleiner dan de voorgaande en naauw-
Jyks twee VuiHen groot. De Schaal is, behalve
(445) Buccinum Testa decusfatim ftriati , Cingulis nodofïs
interftinftis Linea gémina, Apert urü dentatS, Caridü recurva»
M. L. U. 603 N. iso . Casfida rubra. R um p h. Kar. T. 23.
i'. B. BARREL. Rar, 1325. f. 29. G lU L T H , Test, T.
40, f. F. R EG EN T . Conch. T. 12» f. 69. SEB. Kab. III.
T . 73. f. s -S , 9. KNORR. Verzam. II. D. Pl, 9. f. 3.'
r.% D. El. ï. 1
d e K i n k h o o r e n s, ipp
halve de ronde Knobbeltjes, met korte Groe- V I.
ven en Ribben verlierd, die als de Veders van ' jj-t?**'''
een, Hoen gcfchilderd zyn. Men vindt van dee- Hoofd-
ze die bruinrood van boven, als ook die Roo-stu k .
zerood zyn; doch de Mond is, altoos, gelyk
raauw en bloedig Vleefch o f geelagtig vlammende,
en het V leefch van ’t Dier trekt ook
naar het roode. Men vindtze, z e g th y , weinig,
en zy worden van de Maleijers veel gezogt om
'er Armringen van te maaken. Dus blykt dat
de woonplaats yan deeze Soort ook is in Oost-
indie.
(447) Kinkhooren, die de Schaal met tweeccccxlvh.
ryën van Knobbels omgord en de Staart
omsekromd heeft. Geknob-
6 J belde
Hier worden die Westindifehe Kaskenen be-Kasket*
doeld, welke men Bonte zou kunnen noemen,
in vergelyking met de voorgaande Soort. Op
eenen witten Grond zyn zy zeer fraay met
bruin, geel en paarfchagtig blaauw, in veeler-
ley verheffingen en verfiaauwingen, metaller-
ley Golfswyze bogten, gefchakeerd. Derge-
lyken zyn het, daar Pater Labat van fpreekt
onder den naam van Lambis o f Casque, en waar
van de Slak, zd hy aanmerkt, een niet onaangenaam
(447) Buccinum Testa cingulis duobus tubereuloGs, CaudS
recurvü. M. L. U. 602, N. 248. L a b a t . Itin. 5, p. 262.
G u a l t h , Test. T, 41. K n o r r Verzat». III, D. PL 10.
f. 1 ,2 «
N 4
1