446 B e s c h r y v i n g V A N
VI. den eenkleurig Citroengeel zyn o f Afchgraauw,
A fdeel. maar dikwils met één, twee, drie o f vier en
lïooFD- meest met v y f bruine Banden getekend. Zy-
stuk. j)e naauwkeurige onderfcheidingen , van die
Tuin/iak. Tekening, zal ik niet ophaaien; maar alleen
aanmerken, dat ik in de Kleur vry veel ver-
lchil heb waargenomen , in byzondere deelen
van ons Land. In vette Landsdouwen, Kleigronden
en vrugtbaare Boomgaarden vond ik-
ze grooter, op fchraale Gronden kleiner,, en
ïn ’t Zand der Duinen ledige Hoorens, byna
Roozekleur. De Slak zelf is ook op de eerst-
gemelde plaatfen lyviger en vetter, op de laats-
ten fchraalder.
paaring. L i s t e R, ondertusfchen, heeft opgemerkt,
dat dit verfchil van Kleur geen Soortelyk on-
derfcheid uitmaakt, alzo hy geheel verfchil*
lende, ja ongebandeerde met de genen die ge*
bandeerd waren, gepaard vondt. Het zyn de
eerften, zegt h y , die na den Vorst te voor-
fchyn komen en gaan kruipen. Z y paaren in
M e y , doch geenen doen dit, dan die volwas*
fen zyn o f van behoorlyke grootte. Haare
Paaring gefchiedt, dewyl zy Hermaphrodieten
zyn , op de manier der naakte o f Kelderflak*
* z ï e ’t ken *1 „ Indien g y,m e t een Pennemes, _ den
« v.stuk,^ geheelen H als, die buiten de Schaal uitge-
b Z*143*’ ’ Roken wordt, affnydt, dan zult gy (zegt
„ L i s t e r ) behalve het begin d er‘Zwelgkeel
ook de Teeldeelen en den Endeldarm heb*
„ ben. Dit was de reden, dat by de Romeinen,
„ nen de Halzen der Slakken onder de din- VI.
gen, die grootelyks tot opwekking van de
„ Minnedriften ftrekten, geteld werden. De H oofd’.
„ Lyfters hebben ’er grooten Smaak in : z y stuk.
,, pikken de Schaal van onderen met den Bek Tumjiak.
„ door, en haaien ’er het Dier uit.”
Gelyk onze TuinOakken , in de uitwendige verfchil
Geftalte, van de Wyngaardüakken * verfchil- wyngL-d,
len, zo hebben zy ook eénig verfchil in de slakken,
inwendige deelen. Sw am m e r d am geeft ons4,25.* z'
daar van, door vergelykinge van de een met
de andere, een omftandig Berigt. Egter fchynt
dit onderfcheid niet van veel belang te zyn,
doch in de manier van Paaring vondt hy een
groot verfchil; „ alzo de Roede (Penis) in
„ de Tuinflakken veel verder omgeöroopt en
„ ge-erigeert wordt; weshalve zy ook aan
„ haar begin mede bezet is met dergelyke
„ Kliertjes als de Huid. De Paaring duurt
„ by haar ook veel langer, dan in de Wyn-
„ gaard-Slak, en de geheele Roede, tot haar
„ uitérfte End to e , wordt van de eene Slak
„ in het Lighaam van de andere ontvangen,
„ die men dan , fomtyds, zeer aartig. door
„ elkanderen geftrengeld ziet. Het is ver-
„ wonderlyk, boe de Roede van de eene Slak
„ z ig , om de Roede van de andere Slak om-
,, windende, in derzelver Lyfmoeder inplant;
„ terwyl haare Lyfmoeder tevens die van de
„ andere inneemt. Zoo men de Slakken op
„ dien tyd van elkander trekt, dan ziet men
P de