4 3 s B e s c h r ï v i n o v a n
VI. gefield , o f Eijertrosfen , o f losfe Eijeren,
j^'L*baaren *. De Oesters eti Mosfelen evenwels
H oofd- en misfchien ook veele andere Doubletten ,
stuk. brengen insgèlyks levendige Jongen voort f.
S w am m e r d a m heeft een geheel Vertoog
^ z i V over dit Schepze! uitgegeven, onderden naam
xv. stuk, van ee’n Wonderbaarlyke, hevendbaarende, Kri‘
biadz.ia, jf.aiiyne giaj,' 0 e an(jere Slakken, naamelyk,
* !* 4iy,wel onderzogt hebbende, meende h y ‘derzel-
ver Eigenfchappen genoegzaam te kennen,
om daar uit algemeenè Regelen op te maa-
ken; doch aan de Ontleeding van deeze Slak
komende, ontdekte hy nieuwe Wonderen ,
die hem over de ondoorgrondelyke Wysheid
van den Schepper deeden verbaasd ftaan. ,, Het
„ is , zegt hy, een Waterflakje, dat men in
, , Holland in de Slooten, als ook in 'Rivieren
„ en Zoet Watér op Steenagtige en Zand-
„ gronden, menigvuldig vindt. In de Slooten
„ kruipen dezelven op de Waterplanten en
,, in de Modder, die zy tot haarVoedzel ge-
, , bruiken, als ook de Kley , daar ik ze de
„ eerfte maal in gevonden heb: waar door zy
,, zo vuil bekorst worden , dat alle de fraai-
„ heid van haare Koorentjes verdwynt.” Hierom
hadt hy hetzelve naakt afgebeeld, zonder
Huisje, dat men voorzigtig moet wegbreeken:
want dit Slakje heeft, gelyk de Purperboo-
rens en anderen, een Dekzeltje, aan zyn Voet
zittende, daar h e t, zo dra het de minfte be-
weeging in ’t Water verneemt , de Opening
zo
x> e S l a k h o o r e n s . 43 9
zo digt mede toefiuit, dat men ’er geen Naald^ VI.
kan inbrengen, en overzulks niet in ftaat is
om het Slakje uit zyn Hoorentje te krygen, hoqfd-
zonder dat men ’t zelve, vanboven, aan ftuk-sxuK.
ken breekt, met een platten Nyptang, nee^ ï s Z k .
mende als dan het Slakje, zagtelyk, daar uit.
Dus wordt men gewaar, dat het met zeer
fierke Spieren o f Peezen gehecht is aan zyn
Hoorentje.
L i s t e r , die deeze Soort in ’ t eerst de zeer Denooren,
groote, bruin- of zwartagtige , gebandeerde
Slakhooren , getyteld hadt, geeft ?er vervolgens
den naam van Groenagtige aan. Moog-
lyk waren die eerften, als gemeld'is, meteen
Korst van Vuiligheid begroeid. Hy vondtze
ten minfte zo groot als de gewoone Tuinfiak-
ken, dikker van Schaal en langwerpiger, fom-
tyds anderhalf Duim hoog. In verfcheide Rivieren
, Meiren en Moerasfen, van Engeland,
waren zy hem overvloedig voorgekomen, aa-
zende op het Fonteinkruid en andere Waterplanten.
Den Afgang nam by waar, ongemeen
klein te z y n , van grootte en gedaante als
Zaad van St. Jans Kruid, die van het Dier,
even als van de Schaapen en Konynen, by
veele Keutels agtereen,. uitgeworpen werdt.
De Slak is geelagtig, met bruine Vlakjes Het nier.
digt befprenkeldr. Zy heeft een breeden plat-
ten Voet, waar mede zy ,• even als de Aard-
flakken, op den bodem der Rivieren en Wateren
kruipt. Ook gaat zy met dien Voet
E e 4 fom