VI.
Dezelve, evenwel, moet daar toe niet vol-
ftrekt noodig zyn , als t’eenemaal ontbreeken-
'de in de Papieren Naudlusfen.
A fd e e l .
XL VII,
H oofds
t u k »
Gépaarlemoerde
Nautilus.
De Schaal gelykt eenigermaate naar die der
Slakhoorens , doch de Windingen verheffen
zig niet in een Top : zy loopen' inwaards en
verbergen zig binnen de Mond - opening, die
een aanzienlyke wydte heeft: zo dat men, in
groote Naudlusfen, ’er gemakkelyk den Vuist
in fteeken kan. Op haar plat zyn zy van
beide zyden eveneens gefatzoeneerd; zodanig
dat men geen verfchil vindt tusfchen de twee
helften van een regt in ’t midden, dwars dooide
Kamertjes, doorgezaagde Nautilus. Van
buiten heeft de Schaal eene Kalkagdge Korst,
die geelagtig wit is en zig polyften laat. Men
ontdekt 'er, overal, de tekenen van.aan-
groeijing aan. Daar de holte van het zogenaamde
Bootje eindigt, en verder naar het
opperde van de Krul, is zy overdwars fierlyk
getekend met breede roodagtige o f rosfe Stree-
pen die Golfagtig loopen. De andere helft
der Krul, naar binnen ziende, is zwart.
Van binnen is de geheele Hooren Paarlemoer
, en wordt zodanig ook van buiten door
het af haaien van de Korst, als wanneer men
’er den naam aan geeft van Gepaarlemoerde
Nautilus. Het Paarlemoer echter van de
Hokjes overtreft dat van de Mond-opening
o f van het Bootje , en wordt wederom van
dat der uitwendige Schaal, behoorlyk fchoon
en
en glad gemaakt zynde, overtroffen. Daar is
3t een enkele Zilverglans : hier fpeelen de XLV1I*
Kleuren van den Regenboog met oneindige ver- H oofd-
fcheidenheden, boven alle verbeelding. De stuk.
Konst, daar by komende, maakt door gravee-
ren, af- en uitfnyden, van deeze Hoorens on-
verbeeldelyk fraaije Stukken, die aan onkundigen
meer behaagen , dan het loutere voortbrengsel
der Natuur. Verfcheide zodanigen vindt
men by S e ba afgebeeld,
Deeze Hoorens, die men dan te regt Paarle-Genaveide.’
m o e r -Naudlusfen noemt, zyn niet eenerley.
De gewoonen zyn, gelyk R um p h iu s zegt,
van vooren naar agteren omtrent zes en zeven
Duimen lang, hebbende het voorfte deel, dat
het Bootje maakt, vier o f v y f dwarfeVingeren
breed. Zy vallen thans nog grooter. Van dit
flag , die aan de Navel o f in ’t middelpunt ge-
llooten zyn , zonder eenige zigtbaare draaijen ,
komen ’er ook kleinere voor, van dergelyke
Kleur en met dergelyke' dwars-ftreepen , die
veel meer van de Oppervlakte beflaan: maar
behalve deeze vindt men ’e r , die in ’t middelpunt
een rond, doorloopend, Gaatje hebben,
dat in de gewoonen volflrekt ontbreekt. De
Zodanigen zyn ’er van éen en anderhalf tot twee
en drie Duimen breed. De kleine gepaarlemoerde
van een Duim en minder grootte, die R u M*
p i u u s zegt de Jongen te zyn, welke de buiten-
Korst nog niet gekreegen hebben, zyn ookdik