© E V L E V G E L H O O R E N S. 261
De Latynfche bynaam, van Morgenhar ont- VI.
leend, past niet op deeze maar op een andere £j|T*
Soort van Hoorens, die lange fcherpe Punten Hookd-
hebben, en welke men oudtyds de Bonte Tak-SÏUK*
Hooren noemde *. Deeze plagt de Franfche ^ .^ 7 3 .
Höoren geheten te worden , doeh hedendaags
betrekt menze tot de Kameelhoorens, dus wegens
de Geknobbelde Gieren genaamd, die ’er
fomtyds als een bultige Rug aan geeven. Een
der aangehaalden van B o n a n n i heet , volgens
V a l e n t y n , de graauwe Westindifche
Moor of Mejlies. Deeze-- fchynt een onvolgroeide
te zyn. Men vindt Franfche Hoorens
o f Kameelhoorens, die byna als een Kaapfe
Ezel gehre'ept, die roodagtig gemarmerd, die
geel geplekt en bruin gehippeld zyn, op een
witten Grond en meer andere verfcheiden heden.
L i n n je u s fchynt tusfchen deeze én de volgende
weinig meer onderfcheid te hellen, dan
dat zy de Schaal dunner en niet met zulke gro- }
Te Punten gekroond heeft.
(504) Vleugelhooren, die de Schaal met eene div.
Strombus
Gig as
f504) Strombus Test* Labro rotimdato maximo, Coronata £cn, ^ °
Ventre Spiracpe Spi-nis,Conicis patentibus, Syst. Nat. XII.
lioN AN N , lieer. III, T. jz r , 307. Gu AL T H. Test. S3.
f. A. Murex Marmoreus. R o n d , Pist. 76. C o l u m n .
A. juat, T. 60, f. 5. Conchylium. G u n , Aquat. 340, Mu-
rex Marmoreus, A L d w . E x f a n g . L i s t . C o n c h .T . 8(5o. f. 17,
18« Sc T, 8 8z. f* 4* OLEAR M us. T, 32. f. 5* GiJALTH.
Test. 54. f. M. K lfO E K Verzam, II, D. PI. 25. f. I ; III,
B. PI. 17. f. i*