430 B e s c h r v v i n G v a n
VI. zegt met reden, dat de Topïlakken eeniget-
A fd e e l . fflaate genaveld zyn; wantzy hebben, by den
H oofd- Rand, een klein Navelgaatje. Ue Afbeelding
stuk. van Bon an Ni vertoont de T opflak niet.
Slakhöoreh, die de Schaal eenigermaa-
DCLXXXIX. , . n J
Helix te ondoorboord, rondagtig, Jtomp, door«
KwaUev* fchyneHde en zeer broofch heeft , meJ
bootje, (\e opening agterwaards breeder en de
Lip uit gerand.
Dit is eeti Zee-Slakhoorentje, dat alom aan
de Kusten van de oude Wereld, doch byzon-
derlyk in de Middellandfche Zee voorkomt,
zegt LiNNiEUS. B onanni verhaalt, dat
’er na een geweldigen Storm, twee aan den
Oever van den Kerkelyken Staat, by Rome,
gevonden waren, die hem zyn Vrind gebragt
hadt, zynde de eene g e e l, met een donkere
Streep over ’t midden van de Gieren, de andere
uit den bleek Roozekleurige fraay paarfch-
agtïg. O f dit nu de zelfden zyn , als die by
R u m p h i ü s , welken wy Kwallebootjes noemen
y
(<$89) Helix Testd fubimperforatS , fubrotunda , obtufa ,
diaphana fragilisfimi, Apertura postice dilatata, Lako emat-
ginato. M. L . ü . 670. N. 375. C o l u m n . Aquat. 23. T.
2,ï» Purp. T. 13. f. 2» B on AN N» Recr. III. T, 5. SLOAN,
Jam. T. I, f. 4. & T, 572. f. 23. R.U M p H. Rat. T. 2Ö,
Z' g u AL TH. Test. T . 64. f. O. Cochlea colorefpecio-
fior, Phil. Trans. 301. p. 2031. Cochlea purpurea tenuis
Ore ampliore. Brown. “Jam. 399, T , 39. ®3* KN O R R Vt' •
zam. II. D, Pi, 30. f, 2 , 3»
d e S l a k h o o r j s n s , 437
men , kan ik niet zeggen. Men wil dat zy Vr.
deezen naam hebben, om dat het Dier beftaat
in een Slymige Worm, naar de Kwallen g e -H oofd’.
]ykende, die met zyn Énd tot de Opening3TuK.
der Schaal uiffteekt , terwyl dezelve als een
Bootje op het Water d ry ft, gelykerwys de
Nautilusfen. Sommigen hebben ’e r , <?m die
reden den naam van 5t blaauwe Nautilusje
aan gegeven. Zelden vallen zy een Duimbreed
groot. Het Slakje, levendig zynde, is
met een Violetkleurige Vogtigheid bekleed,
welke de Handen, van de genen, die het be^
handelen, befmet.
(690) Slakhooren, die de Schaal ondoorboord, nc-vc,
byna Eyvormig , Jlomp , Hoornagüg,
.met bruine Banden , de Opening eeni-^^
germaats rondagtig heeft. . ■
Het eigentlyke Kenmerk van deeze Rivier-
Slakhoorens beftaat daar in, dat zy leevende
Jongen vóórtbrengen, en dit geeft ’er den by-
naam aan. Hier in zyn zy van de meeste andere
Hoorens verfchillende, die altemaal Eijer-
ftokken, uit een menigte van Eijertjes famenge
(690) Helix Testa imperforata fub-evat^, obtufa , Corne3 ,
Cingulis fuscatis, Aperturd fub-orbiculari. Faun. Süec. zxss.
L i s t . AnglJ I:33‘. T. 2. f. 18. Exerc, II. p. iy. T. 2,
Conch, z. T. izó. f, ue. G u a l t h , Test. T. 5, f. 1.
S w a m m . Bibl. T. 9. f. $-13. S e b . Rat. III, T. 38. f,
?2. KNORR Yerzam. V, D. PI, 17. f. 4,
E e 3