VI. blaauwagtig w it , gekoleurd waren. Zyn Ed.
Afdeel. kon geen onderfcheid in grootte tusfchen de
ïIooFD» Armen van de eene o f andere zydè befpeuren.
stuk. De Wormen, uit de Kokers gehaald, waren
groenagtig op de zyden, en op de Rug, in ’*
midden , geelagtig wie, zynde, over de gehee-
le langte, in kleine Vierkantjes' verdeeld. Het
Dier hadt wederzyds meer dan honderd Poo-
ten, die aan hetzelve tot kruipen of zwemmen
dienden. De Kokers waren van buiten zeer
oneffen, en met Vuil begroeid, doch van binnen
zeer glad, zynde ten minffe een derde langer
dan het Dier, en van onderen, zo wel als
van boven, open; doch o f die Opening daar
van daan kwam, dat zy van haar Grondftuk
afgerukt waren, dan o f dezelve huntotloo-
zing der Vuiligheden diende, kon zyn Ed. niet
verzekeren. Het e erd e, niettemin , kwam
hem waarfchynlykst voor; alzo het Dier zelf,
aan het einde van zyne Staart, een Opening
voor den Afgang fcheen te hebben. Ook waren
deeze Pypjes door den Visfcher niet ergens
vast zittende, maar los in Zee dryvende gevonden.
L in n jeu s geeft aan 'dit Schepzel den naam
van Penfeel. Zyn Ed. fchynt, uit het z itten
van de dunde Enden deezer Pypjes, vol-j
gens de Waarneeming van den Heer E l l i s ,
in een Slymig Zakje, en misfehien ook wel
meest uit de Afbeelding, opgemaakt te hebben
, dat deeze Pypjes natuur lyk o verend don*
j den
den en ergens op geworteld waren. Hierom VI.
fehynt zyn Ed. deeze Soort als tot een over-
gang gebruikt te hebben , uit den Rang der H oofd-
Schulpdieren tot dien der Zeegewasfen, wel-stuk.
ken ik in ’t volgende S t u k van deeze JSjfa-
tuurlyke Historie zal befchryven.
Alzo deeze Natuurlyke Historie niet ajleen tot
vermaak der Liefhebberen, maar ook tot onderrig-
ting van minder - Kundigen gefebikt is , zo heb ik
dienftig geoordeeld, de gekleurde Afbeeldingen der
Verzameling van Hoorens en Schulpen, door Knorr
begonnen en door zyne Erven vervolgd, waarvan
nu het Derde Deel, in ’tNederduitfch, by de Erven
van, F. Houttuyn- is uitgegeven, op haare plaatfen
aan te haaien. En, dewyl ’er nog veelen aan ontbraken,
heb ik, de Schikking en bezorging van het
verdere Vervolg van dat Werk, met het Vyfde en
Zesde Deel, my overgelaten zynde, onder het befchryven
van dit en het voorgaande Stuk, dat gebrek
eenigermaate getragt te verhelpen; waar door
die .Verzameling thans epB taamelyk compleete Con-
chyliogie wordt. Dan de menigte van Voorwerpen
heeft my gedwongen eenige verandering hier in te
;naaken; en dus ben ik genoodzaakt de volgends
verfchikkïng en vervulling van de Aanhaalingen op
te geeven; naamelyk
R r 3 in