VI:
A fd e e l .
LX1V.
H oofds
t u k .
Cauitani,
dit fraaije Zee-Sehepzeltje , i ’t welk aah ’è
Strand van de Kaap der Goede Hope, door
een geweldigen Stormwind, was opgefmeeten.
De eerstgemelde Figuur vertoont hetzelve in
zyn Koker zittende, de andere zo als het zig ,
daar uit gehaald, vertoonde. Het heeft den
naam Chryfodon, zo veel betekenende als Goud-
tand, van zestien vergulde Tanden, die het we-
derzyds aan den Kop draagt, bekomen. In
Fig, 7 ziet men den Worm van boven, en in
Fig. 6 , wat den Kop betreft, zynde deStaart
ingetrokken t want de Scheede is aan beide
Enden open. Hier volgt de befchryving van
dit Schepzel, door den Sweedfchen Heer B er -
c i u s .
, , Zyn L y f is een Vinger lang, platagtig
rond, week van zelfftandigheid, glad, met
„ een zeer dunne veelkleurige Huid. De Kop
„ is een weinig dikker 9 van boven verheven-
„ rond , van onderen platagtig ; van vooren
„ met een dikke, roode, Haairigheid gekroond;
9, van boven witagtigj op zyde met Pluimag-
„ tige. Kwastjes, die rood.zyn en van langte
„ als de Kop. Onder de Haairigheid van voo-
„ ren is een platagtige Lip. Aan de onderüe
„ zyde van den tip des Kops ftaan wederzyds
„ zestien Tanden overend , die Streepswys’ ,
,9 fpits, eenigermaate krom zyn, van Hoorn-
„ agtige zelfftandigheid, en van eene glanzige
„ Goudkleur, o p .é é n e r y , aan den Wortel
„ met een zeer tedere Huid bedekt. De bui-'
9, tentenfte
zyn de grootften, ongevaar een zesde ^ g r ,
„ Duims lang ; naar binnen toe worden zy £XiV.
, , allengs kleiner, met den buitenflen kortst, H oo-fd -
9, in een tegenftrydige rigting. Vier Voelers stuk.
, , heeft het Dier op zyde van den K o p , wei,
derzyds twee, Elsvormig, op zig zelf ftaan-
„ d e , week; waar van de bovenften, by de
„ Tanden, in de met Tandjes gehaairde Lip
„ ingeplant zyn ; doch 'de onderften een wei-
„ nig boven de Kwastjes uitfteeken. De Rug
,, is glad 9 maar 9 naast onder den Kop, en
rj, naar de Staart toe, met een tedere witagti-
9, ge Huid geplooid. De Buik is ook glad ,
,, alleenlyk naar de Staart toe geplooid. De
j, zyden des Lighaams, van den Kop tot aan
„ de Staart, zyn gedoomd met bondelswyze
j9 vergulde Tanden, die by den Kop en
, , Staart in de Schubswys’ over elkander leg-
„ gende Ringen o f Leedjes, maar in ’t midden
9, van het L y f wyd van een > ingeplant zyn. De
,, Staart is ovaal, zo.week niet als het L y f ,
9, dikker, en van Vleefchagtige Kleur, met wit«
9, agtige Streepjes. De Koker, die het Dier
V , befluit, doch daar het los en vry in z i t ,
„ is Kegelvormig, regt, Buisagtig, aan bei-
„ de Enden open, overdwars mee afgebroken
9, Streepjes, eenigermaate ruuw, bynazo lang
,, als het Diertje, van eene Schaalagtige zelf-
„ Handigheid als Papier en broofch.’’
4 . ' 'St '•
R r (§ 14)
b def.l , XVI. s t u k ;