VI.
.Afd e e l .
LXIV.
H oofds
t u k .
Kenmerken.
Vorming
der Zandkokers.
<SoS B e s c h r y v i n g v a é
De Kenmerken zyn dus bepaald, ’t Dief
is een Zee-Duizendbeen, die den Bek mee
Nypers heeft, en twee dikkere Voelers agtef
den Kop. Het huisvest in eene Pypagtige
Schaal, uit Zandjes famengefteld, welke digt
gedrongen op het Scheede-Vlies geplaatst zyn.
Aangaande de manier,, op welke deeze Zand-
buisjes geformeerd worden, geeft Reaumur
de volgende bedenkingen op. ,, Z y woonen
„ in het Zand, gelyk de Aardwormen in de
„ Aarde. Het V o g t , dat uit hun Lighaam
,, gaat , is niet in genoegzaam groote veel-
, , heid , o f niet dik genoeg, om hun eene
,, Schaal te vormen: maar het ié Lyrriig ge-
„ noeg, om de verfcheiderley Zandkorreltjes
„ en brokjes Schaal, die hun omringen, aan
„ elkander te hechten ï het doet den dienst
„ van een foort van Kalk o f Sement, welke
, , de Zandkorreltjes en brokjes van Schulpen
,, als zo veele Steentjes famen verbindt. De
„ kragt van dit Lymige Vogt is zeer kenbaar
, , wanneer de Zee , gedüurende haare Ebbe,
, , zekere Zandbanken bloot la a t , daar zulk
„ flag van Wormen huisvesten. Alsdan ver-
j, toont de Oppervlakte van deeze Banken een
„ byzondere manier tan Stekeligheid. De
„ Openin gen van de Buisjes, waar in de Wor»
„ men woonen, fteekt een Lyn o f halve Lyn
„ buiten ’t Zand uit, en deeze Buisjes zitten
„ digt nevens elkander.” Dat deeze Buisjes
zo veel uitfteeken, fchryft hy daar aan to e ,
dat
i )Ë Z a n d k o k e r s . 6ö$
datjiet Zand, daar tusfehen, van de Zee i s V l i j
weggefpoeld, én merkt aan, dat men’ér fom* l x iv ."
tyds geheele Klompen van vindt, gélyk hy ’er Hoo'fd-
éene afbèeldtwelke blykbaarlyk zyn famen»SïüK*
geiteld uit dergelyke Wormhuisjes, waar van
men ’er bok: fomtyds los op ’t Strand vindt
leggen , die niet dikker dan een blad Papier
zyn. Hier ui t , en tevens uit de ■ Afbeelding
van het Dier, in deeze Wormhuisjes huisvestende
, fchynt hy dat op ’t oog te hebben,
’ t welk door den Heer B a k e r , onder den
haam van Pypdiertje, is befchreeven, én zo danig,
als'men het aan de Kust van Engeland
gevondën hadt, afgebeeld ( * ) ; zyhde op eene
volgende Soort van dit Geilagt aangehaald :
doch het Dier van R e a um d r , met een dik
L y f , een dunne Staart en een platten Kop,
fchynt weinig te gèlyken naaf de Zee-Duizend-
beenen (f)-
Nader komt met dëzelvën dat Dier van fom- G etal« '■
mige Wormhuisjes overeen , waar van ik de-j^j1“
Afbeelding ontleend heb uit liet Werk Van^cxxv*
den Heer d’A r g r n v i l l e , gelyk die op on- >s'
Ze Plaat CXXV, in Fig; 5, vertoond wordt.
„ Men zou hetzelve ( zegt h y , ) voor een
,, waare Duizendbeen iieemen, indien het niet
„ flegts,.
t (* ) Zie Nuttig Gebruik, van 't jfikrtufoop > Amfterd, 1756 ,
bl. 35D. Pl, 13. f. 2 , 3.
( f ) Zie zyn Vertoog,' Mint, de l’Aciti', Reyale des Sciences
<üe 1’An 1711 , p. 167*