VI.
A f d e e l .
LVII,
H oofd*
STUK.
Hoogrood
Vogt.
„ Zo men een Korreltje Zout, een weinig
,, Peper o f Gember, in de Opening doet van
,, het Hoorentje , daar het leevende Slakje
„ zig in bevindt, dan fpuwt hetzelve een
„ Hoogrood Vogt uit. O f nu dit Vogt uit de
, , geheele zelfftandigheid van het Lighaam
„ voortkome, gelyk Bloed door een Aderlaa-
, , ting, zou men mogen twyfelen; doch het-
„ zelve fcheen my zo wel voort te komen
„ uit een Hoorntje, dat nevens den Kop af-
, , gefneeden was, als uit een Wonde aan het
, , Ly f ; hoewel dat flag van Proeven niet ge«
„ makkelyk werkftellig te maaken is , zoda-
,, nig, dat men zeker z y , o f het uit de Won-
„ de ze lf uitbarfle o f niet. Waarfchynelyker
,, is ’t , dat het o f Kwyl zy , omtrent de
,, Keel en Maag , o f een byzonder Vogt in
„ zyn eigen Vat begreepen. Getergd zynde
, , geeft het Dier dit Vogt in ’t geheele Jaar,
,, zekerlyk in April en September, uit.' Men
,, kan dit Vogt gemakkelyk in groote veel-
,, heid vergaderen; mids men een menigte van
„ deeze Hoorentjes in een Linnen Zakje doe,
3, en daar een weinig Zouts op fprenge; dan
„ zal aanftonds dit Hoogroode Vogt rykelyk
„ daar afdruipen. Maar, zo men daar een wei -
3, nigje Poeijer van Aluin infprengt, dan zakt
„ al het Kleurige naar den Grond , en het
„ Vogt wordt helder als Water. Als men,
, , op de zelfde wys, met Aluin en Zout, de
, , proef neemt op het blaauwagtige Vo g t,
„ dat
„ dat fommige Aardflakken, door Infnyding VI.
„ gekwetst zynde , uitgeeven ; zo zakt ’er Afdeel-
3, niets door, maar alles, wordt tot eenblaauw Hoofd.
»» agtige Lym verhard. Bovendien kan het stuk.
3, geklemde deel, uit het roode *Vogt der
ff Posthooi entjes, door Vloeypapïer worden
,, afgefcheiden, doch dan gaat de fchoonheid
3, van de Kleur weg , en zy wordt in vuil-
„ biuin veranderd. Indien men ’er Azyn on-
„ der mengt, o f Brandewyn , o f Loog van
„ Potafch, o f Pekel, zo raakt ook dat hoog-
„ roode Vogt zyne fchoonheid , zo wel als
„ door den Aluin, kwyt. Op zig ze lf be-
„ waart men die mede niet gemakkelyk. Ik
„ heb het te vergeefs getragt te doen , in
„ kleine Fleichjes met een naauwen Hals,
,, digt geflooten j maar het veranderde van
3, Kleur zelfs fchoon ik ’er Olie op gedaan,
„ o f om de Flefchjes Honig gegooten had.”
Deeze uitlaating van een hoogrood Vogt in
onze Posthoorentjes, is, zo wel als die van
een Purperkleurig Vogt in de Wenteltrapjes,
het nader onderzoek der Liefhebberen en Natuurkundigen
dubbel waardig.
C^7 23 Slakhooren , die de Schaal wederzyds dclxxu,
holrond, plat, witagtig, met vyf ron-^ifrxorbis
de Gieren heeft. Dïizaadje.
(673)
(<7a) Helix Testa utrinque concavS plana albid«, Anfrac-
öbus qmnque tereribus. Faun. Suec. aiSo.
D d 3
L De e l . xvi. Stuk,