VI.
A fd e e l .
LX.
tfpOFDSTUJf.
PCCLII.
JPatella
Crepidul&i
Schuitje*
ƒ24 B e s c h r y v i n c v a n
fchilt van de voorgaande, door den Draay o f
Top op zyde te hebben en eene holronde witte
Lip. Het een en andere is in de mynen zeer
blykbaar , doch ik verwonder my , dat onze
Ridder de woonplaats aan ’t Eiland Ilva , en
doorgaans in de Middellandfche Z e e , fielt;
fpreekende aan den eenen kant niet van ’t ge.
dagte Eiland aan de Kust van Afrika, by Kaap
Verde, en aan den anderen kant die van G u-
a l t h i e k .1 daar dit zekerlyk van afgeleid
is , tot'de naastvolgende Soort betrekken,
d e, en daar den naam van Crepidida of Muiltje
aan geevende. Hoe ’t zy , die van G ü a l '
t h ie r i komt, volgens de Afbeelding, volmaakt
met deeze Soort overeen, en de Heer
A r a N s o n heeft niet alleen d e ze lv e , maar
ook die van Rumphius, Nootedop genaamd,
tot de Soort van zyne Sulin t ’huis gebragt.
II. Die Getand zyn, o f den Omtrek, aan
den Rand, met Hoeken hebben.
Patelle , die de Schaal ovaal, platag
tig , effen heeft , tnet een platte Lip
van agteren.
V;'v- ' Ik
( 1) Patella ftruftura peailiati donata, fitis depresfa, la: vis,
fragilisj pellucida, candidisfima, Peteo Mich e lio Crep'dti'
la difta, ex Infula llvx. Test. ad Tab, 9. fïg. T. 69, H.
(752) Patella Testa ovali planiuscula laeyj, Labio postice
plano. M. L. U. 689. N. 4,1a. Crepiduh Michalii, G i u l t h ,
TefU p. T. 69, f. H. ADANS, Ser.eg. 3, T. 1. f. 1.
b e P a t e l l e iL 5*5
Ik kan deeze Soort, om dat A d an son
de aangehaalde in zyn Eerfle Geflagt, dat den 4 x>'
naam van Cymbium o f la Gondole vo e r t, ge* Hoofd'.
plaatst heeft, met reden Schuitje heeten. ,, Haar stük.
„ Schaal, zegt deeze Heer , gelykt ongemeen
„ naar de Nagel van een’s Menfchen Hand.
„ Zy is ovaal, ukermjaate dun, en zeer klein
„ naar het Lighaam van het Dier té rekenen,
„ dat van dezelve naauwlyks half bedekt
„ wordt, zynde op deszelfs agterfle gedeelte
„ aangehecht. Van buiten is zy verheven ,
j, van binnen een weinig h o l, byna rond van
„ Omtrek en doorfcbynende als een Vifchfchubbetje,
Haar langte is omtrent een
„ h a lf, de breedte een vierde Duims. Men
„ wordt in dit Dier niets gewaar, dat naar
,, Kop, Hoorntjes, Oogen, Mantel, gelyk in
„ de andere Hoorenflakken , zweemt. Zyn
„ geheele Lighaam is, eigentlyk gefproken,
„ niets dan een ftuk Spieragtig taamelyk vast
5) Vleefch, als een halve Rol, die aan de bei-
„ de Enden rond afgefneeden is , van bóven
„ verhevenrond, van onderen plat zynde. Het
J flrekt z ig , in langte, byna een Duim u it,
,j en heeft de breedte van de Schaal. Aan ’t
„ voorfte End wordt men een groot rond Gat
,, gewaar , dat voor Mond verftrekt: op de
„ zyde is een dergelyke Opening tot Adem-
„ haaling en Ontlasting. De Voet is alleen
„ door twee diepe zydelingfe Sleuven van het
„ overige des Lighaams afgezonderd. Het
„ heeft