VI.
AFDEEL.
XLVIII,
H o o fdst
u k . .
cccxx,
Conus
jiulicus.
Bruinet,
pen Netswyze geaderd heeft, en bezet
met geele en bruine Vlakken.
De zodanigen , als hier aangehaald z y n ,
noemt men, in ’t algemeen, wegens hec fyne
Geweefzel dat de Schaal bedekt-, Speldewerks-
Hoorens, en , wanneer zy geel o f Oranjekleurig
zyn , Goudlakenje o f Korhoenders, volgens
R u m ph iu s , die ’er den naam van Voluta
Pennata aan geeft.:, want zy zyn over ’t ge-
heele L y f , zegt hy , ' gefchilderd met geele
Veeren , die zwarte Randjes hebben , fchier
gelyk de Veeren van .een Korhoen. Dan
fpreekt hy van Zilverlakenfe, die wat klein der
en fmalder zyn, en van een derde Soort , die
geheel bruin z y n ., en doodfch van Kleur.
Beiden hebben zy een fmallen Mond, en kunnen
een Tongetje uitfteeken, waar mede zy
iemand kwetzen kunnen, die haar onvoorzig-'
tig aangrypt. Dit Tongetje is wit en rood
gezoomd, met een klein Doorentje. Hoewel
z y dagelyks gevangen worden en gegeten ,
houdt menze doch niet onverdagt vanVenyn,
zo die Autheur getuigt. Z y vallen mede aan
de Molukkifche Eilanden. Van de Franfchén
worden zy Drap d'Or en Drap d'Argent, o f
ook, naar de verfchillendeKleur, Drap Qran-
gè genaamd.
- ( 32C0 T o o t, die de Schaal Netswyze geaderd
heeft
( 3i ° ) Conus Testi Venis rcticulatit,] Fasciiscjue longicudi*
maheeft
en overlangs bezet met afgebroke- VI.
ne bruine Banden. XLVIII*
Hier worden de gedagte bruine bedoeld on- stw.D"
der de Speldewerks - Tooten, die men deswegen
Bruinetten tytelt, in ’t Franfch Brunettes.
Dat zy flegts eene Verfcheidenheid van de
voorgaande Soort zyn , gelyk L i n n ^e u s
vermoedt, is klaar. De zogenaamde Zilverlakenfe
kunnen hier toe betrokken worden,
om dat zy in ’t geheel geen' Geel hebben.
Men vindt ook overdwars gebandeerde Bruinetten.
Sommigen zyn met bruine Vlakken
als gemarmerd, Eenigen zelfs worden Dui-
zendfchoonen getyteld. De afkomst is insge-
lyks uit Oostindie; doch men agtze niet veel,
wegens haare menigvuldigheid, uitgenomen de
zogenaamde Gloria Maris, die veel langwerpiger
is dan de gedagte Rollen.
4- Die Bak-agtig zyn , dat is Buikig en
wyder van Mond, klinkende als men
ze op een Ta fe l werpt.
(321) T o o t , die de Schaal blaauwagtig, geelcccxxi.
Conus
S^m Speftrum*
nalibus fuscis intermptï*. M, L. U. jtfï. N. 174. B o n a n n . S^°° ^
Recr. III, T. 133* G u h t h . Tost. T . 25, f^ z . V. AR-
GENV. Conch. T. 1(5 (1%) f. G. B.EGENF. Conch. T. S. f.
2J. SE IJ. Kat. III. T. 43. f. I , 2 , 4 , 5. & T . 47. f i j ,
14 , is . K n o r R Vernam, H. D. M. 5, f. 3, M l D. PI. f f
f. 3 .* Pl. 18. F. 1.
( 321) conus Testi cmlescente fiavo-ncbulofA, PunéïU