546
VI.
A fdeel
LX.
H oofdstu
k.
Het Dier.
B e s c h r 1t V 1 V. A N
jlreept , gerimpeld, bruin heeft, met
den Top langwerpig doorboord.
T o t deeze Soort betrekt L i n n j e u s de
Zesde Soort van A d a n s o n , Dafan genaamd,
op welke door dien Heer de gedagte van
T o u r n e f o r t en van andere Autheuren
worden aangehaald, welken onze Ridder tot
de voorgaande Soort betrokken hadt. De Schaal
was kleiner dan in de voorgaande Soort, zeer
dik , met een ovaale Opening, veel naar een
Sleutelgat gely kende, in de Top. Z y hadt
vyftig Ribben, waar van de helft dikker, de
helft dunner waren, naar den Omtrek geftrekt.
Haar Grondkleur was van binnen groenagtig
wit ; van buiten, nu eens w it, dan graauw,
dan rood, inzonderheid in de Jonge Schaalen;
want die der Ouden waren altoos witagtig,
zelfs fchoon de. Kalkagtige Korst weggenomen
werdt; fomtyds aan den Top een weinig
rood.
„ De Voet van het Dier, zegt A d a n s o n ,
„ heeft eene byzonderheid, welke ik niet
„ waargenomen heb in de andere Soorten van
„ dit Geflagt. Deszelfs Randen, zo wel als
„ die van de Sleuf , welke ’er in de geheele
„ Omtrek plaats heeft, zyn verfierd met ee-
„ ne
Aq. IX. T. IÏ* f. 3. BONANN. Recri l . N. 3. P e t . Gaz,
T* 3. f. II. 8c T. 85. f. 8. G I N A N N. Adr. II. T. 2. f. 19,
A d a n s . Setteg, 1, T. 2. f. 6. K n o r u Verzara. IV» D. Pl.
39. f. 4.
i ne ry van zeer kleine Vezeltjes, digt aan v l.
„ elkander. De Franje, die den Mantel
it zoomt, beftaat alleenlyk uit eene ry van Hoofd.
, ; Takkige Vezelen , welke van drie tot v y f stu k .
. Punten hebben. De twee voorfte Enden
3i van den Mantel pasfeeren over den Hals
h . Van het Dier , om de Opening te bezoö-
„ men, die in de Top van de Schaal is door-
„ geboord: zy formeeren, zonder daar buiten
, , te gaan , een foort vart Kanaal, daar men
f dikwils Water ziet uitkomen met de Vui-
,, ligheden.”
Dus vinden wy dan het denkbeeld van
fommigen, ten opzigt van dit flag van Pa*
tellen, aangaande het gebruik der Opening
, bevestigd. Die van B o n a n n i Cy-
pria getytëld werdt, om dat zy meest voor-
kwam in de Zee by ’t Eiland Cyprus, in de
Middel landfche Ze e , hadt de zelfde Eigen-
fchap , doch fehynt my Rerk geribd en ge*
lleufd te zyn. Hier wordt ook de Kaapfche
van P e t ï v e r t ’huis gebragt, en wy moeten
’er nog anderen toe betrekken, die voor weinige
Jaaren eerst ontdekt zyn.
Die Magellaanfche, heb ik op 't o og , wel-Magd-
ke de Franfchen, met en benevens de voor-I,anfche*
gemelden * , nu Zeven of agt Jaaren gelee- * bMz,
den, op de Malouines Eilanden, by de Straat 530’
van Magellaan, vifchten, vindende daar van
die zeer groot en fchoon waren. Deeze mogen
te regt den naam van Gejiraalde voeren.,
M m 2 alzo