538 B e s c h ^ y v i n c v a n
VI. Dit is een klein Patelletje, dat in de zoete
Wateren van Europa zig onthoudt, aan de
Hóófd* Waterplanten kleevende. L innaiu s heeft
£Tuic. het, in Sweeden, voornaamelyk op het Rui*
terskruid waargenomen. G u a l t h i e r i geeft
een dergelyke Rivier - Patelle , in Italië, op,
E i s t e r befchryft omftandig de zyne in En?
geland, alwaar hy ze op Ondiepten in de Rivieren
vondt. De grootften hadden iets meer
dan een derde Duims langte; de Top was als
pen Haak geboogen: de Kleur was in de lee-
vende bruin; doch de ledige Schaaltjes waren
doorfchynende, dun en uitermaate broofch.
De Voet van het Dier, dat in dezelven huisveste
, was rond. Voorts fpreekt hy aldus.
„ In ’t laatst van September heb ik daar van
,, het Schot, overvloedig aan de Steenen klee-
„ vende , waargenomen. Dit was in kleine
,, Bolletjes als Lil verfpreid; kunnende ik
, , reeds in ieder Bolletje verfcheide kleine Pa-
„ tellen, uit de Geftalte ze lve, onderfcheiden
, , en erkennen. In de Paaring klimt de eene
„ op den Top van de andere, en blyft ’erop
„ zitten. Op zodanig eene wyze heb ik dies*
„ tyds veelen gepaard gezien.”
IV. Die gelyk van Rand en digt van boven
zyn , met den Top niet gefpitst.
DCCLXX.
Patella
■ pelluciia.
Doorfchyjjer.
de.
(770) Patelle, die de Schaal geheel heeft en
fcheef
(770) Patella Testâ integerriinâ, obovatâ, gibbâ, pdluci*
d à , Radiis quatuor csiuleis, Syst. Nat. XII.
D e P a t e l l e n . 539
f f heef ovaal is , bultig, doorfchynende, vi.
met vier blaauwe Strooien. Afdeel.
L a »
Deeze, in de Middellandfche Zee door den „ uk/*
Heer B r a n d e r , in Noorwegen door den
Heer M a r t in waargenomen, komt in Gehalte
met de naastvoorgaande Zoet Water
Patelle overeen, maar is grooter en niet gefpitst
; Loodkleurig, zeer glad met heldere
Hemelfchblaauwe Straalen, hebbende aan den
agterlten Rand als een flaauw Topje.
' Hier uit blykt , zo L in n -jeus aanmerkt,
dat de blaauwe Kleur ook, Natuurlyk, plaats
heeft in de Hoorens. Zyn Ed. hadt evenwel,
een weinig voorlyker, reeds eene Sport van
Patellen blaauw genoemd *\ omniet te fpreeken
van de Kwallebootjes , die Purperagtig
bladz,533»
blaauw zyn f , noch van het Mondftuk der
Mennifte Tooteh, dat ook blaauwagtig is. t
Is bekend, dat men veele Schaalen, door Sterk
Water, blaauw kan maaken, gelyk men dus
geheele Tootjes, die fierlyk blaauw zyn, aan-
Treft. Ondertusfchen blyft het zeker, dat de
regt blaauwe Kleur, van Natpure, onder de
Hoorens zeldzaamer is dan onder de Schulpen
, hoewel men die onder de Mosfelen aantreft
Ik heb een Oostindifch Mosfeitje,
omtrent een Duim lang, van buiten rood,bi. 4u, '*
dat de Randen van binnen het allerheerlykst
Hemelfchblaauw heeft, welk men befchouwen
kan.
‘(77 O