v t
Afdeel.
, LXIII.
IrïOOFDSTUff.
De Mantel
en Spieren,
Het L y f ,
de Maag
dn Voet,
59O C Ë S è H R Y V I N G V A N
,, Wanneer men de Schaal van deezeri
„ Boorworm open breekt, dan ziet men,
, , dat de twee gedagte Pypjes zig, op eenen
„ afltand tweè of drie maal zo groot als
,, haare langte , mét den Mantel vereènigen.
s, Dit is een foort van Vliezige zeer dunne
,, Buis , welke, gelyk wy in het Dier der
3i Scheeden gezien hebben , dé Uitwendige
3, deden van het Lighaam des Diers omkleedt.
„ Hy is niet aangehecht, dan by de twee
, , Enden van de Schaal, mét twee Spieragti-
3, ge Vliezen, waar van dè bóvenlte.Cirkelrond,
een weinig dikker én naauwer is dan
3, de onderfle, die naar een klein rond Plaat»
3, je g e lyk t, en de plaats. bekleedt van het
3, Ligament der Doubletten,' Deeze Spieren
3, maaken, dat dé Mantel zig niet op en ne°
3, dér beweegen kaiï in de Schaal, die tot
3, zyne .verblyfplaats is beltemd.
,, In de geheele langte , tusfchen deeze
„ twee Spieren , hangt de Mantel los in de
3, Schaal 3 en die uit geit rekt heid kan men voor
3, het Lighaam des Diers neemen., waar van
3, de bóvenfte helft dunner, flap en grysagtïg
3, o f Afchgraauw op zekere plaatfen is; de
„ andere helft gezwollen, rond en witagtig;
33 zynde de Kleur van de Schaal doorgaans
„ wit. Wegens de doorfchynendheid van den
3, Mantel kan men ’er de Ingewanden , te
3, weeten de Maag en Darmbuis , in zien,
waar van de laatlte zig door de agterfte
» Lugt*
I3 Lugtpyp ontlast. Door de onderfle Ope- ^ V I .
3, ning van den Mantel, en tusfchen de Klep- ix in .
„ je s , kómt nog een klein, rond, VleezigHoofd-
33 Deeltje u it , dat overeenkomst heeft metSTUK*
,, den Voet der andere Schulpdierén. Deeze
, , Voet is Lymerig, zeer week, en van eene
33 Afchgraauwe Kleur.”
3, Het Schulpdier, daaf ik van heb gefpro-
3, ken, is een Soort der genen, die het Hout
„ der Schepen doorknaagen, en zo veel ver-
, , woeftingen, in de Zeehavens en aan de Dy»
3, ken , hebben veroirzaakt. Het boort niet
3, in het Hout om zig te voeden, gelyk alle
,, de Autheuren., die ’er van gefchreeven
3, hebben, zig verbeeldden, maar alleen, om
3, zig daar in te huisvesten; ’t gene door my
,, beweezen is in een Vertoog, dat vOorlee-
3, den Ja^ï-in dé Vergadering van de Koning»
3, lyke *kademie is gcleezen. De manier
3,, zelfs , op welke dit Dier het Hout door-
, , boort, fchynt niet zo zeer eene uitwerking
3>, van zyn begrip te zyn, als van een Werk»
p, tuigkonftig Geitel, afhangende van een
,, Natuurlyke beweeging, welke door den in-
„ gang cn uitgang van het W a te r , daar het
3, zyn Voedzel Uit hebben moet, wordt ver-
„ oirzaakt. Men kan het Vertoog nazien ,
3, waar in ik dit Werktuiglyk Geitel verklaard
heb , en de verfcheiderley Gevoelens der
„ Autheuren overwoogen, raakende de Eigen-
3, fchappen, Voortteeling, Manier van leeven
„ e n