Ü44
VI. Gaatje aan de andere zyde van den Mond*
A fd e e l . ^an jn <je Kinkhoorens.
H oofd Dit Geflagt is lang zo groot niet als het
S T ' voorgaande. Men vindt ’er negen- en-twintig
soorten. Soorten in, die in vier Afdeelingen, waar van
de laatfte wederom eenige Pennen bevat, zyn
onderfcheiden.
I. Gevingerde, wier Lip in lange ftiialle
Strooken uitloopt.
( 489) Vleugelhooren, die de Schaal getoo-
rend, effen, mét eene Elsvormige Staart,
Starrepen. en de L i ? S 8tand heef i -
Hier worden de Starrepemen bedoeld, wier
Geflagt moeielyk te bepaalen is , zegt de Ridder:
want door haare gladde o f effene Schaal
zyn zy volftrekt afgefneeden van de Stekelhöo-
rens en de regte Staart doetze van deeze ook
een weinig afwyken, daar zy door de Getande
L ip , echter, mede overeenkomftig zyn. Men
vïnd’t ’er tweederley, gelyk uit de aangehaalde
Afbeeldingen van S e b a b ly k t; naamelyk die
dunner zyn met eene lange, en die dikker zyn
met eene kortere Staart. De laatflen , waar
van
f489) Strombus Testa Turrita lasvï, Cauda fubulatS, Labro
dentato. Syst, Nat. XIX. Gen. 324. Murex Fufusi M. L . U.
638. N. gift. B oN AN N . Recr. III. f . jmJ Fufura. AE-
6 E*N V. Conch. T. 13- C10) f. 1). K L E IN OJlrac. T, 4. f .
77. SEB. Kab. III, T, 56, t, I , 2 , 3 . KNORB Verzat»^
V. D. ï l . 6 , 7.
van ik eene in ’t Werk van K n o r r heb ge- VT.'
bragt, zyn de ongemeen ften : zy vallen v r yAEDTEEL:
groot en zwaar, met eene dikke Schaal, bruin Hoo/i
géel van Kleur. In ’t kruipen fteekt dit S ch u lp -s tu k .
clier de zogenaamde Staart van de Hooren voor
uit, en fleept den Top agter zig , gelyk gemeen
is aan alle Hoorens. De af komst is uit
Amerika.
( 49° ) Vleugelhooren, die de Lip der Schaal ccccxc.
met vier regte Vingeren gepalmd en de^TptL
Mond-opening effen heeft.
Vogelpoo,
Van fommigen worden deeze, die nooit groot ^
vallen, Scovpioentjes, van anderen Duivelsklaauw-
tjes geheten. Men kanze ook Vyfvingertjes
noemen, om dat z y , met den Top, doorgaans
v y f uitfteekende Punten maaken: doch, om alle
verwarring te ontgaan, met de volgende
Soorten, noem ik dezelven Vogelpootjes. Bo-
n a n n i merkt aan, dat menze aan de Oevers
van Europa, in de Middellandfche Zee, vindt.
Hy hadt ’e r , die wat dunner van Schaal waren,
de Lip naar de Vlerk yan een Vledermuis gelykenf490)
Strombus Test* Labro tetradaftylo, palmato, Digïtis
angulato, Eauce I*vi. Faun, Sueg. 2164, M. L U 613. N»
273. R o n d . Test. 92. £ ï , 2. B o n a n n . Recr. Hl, f,
85, 87, L i s t . Conch. T. 866. f. min. G UAL TH. Test.
T. 53» f» B , C , A. A K G E N V. Conch. T. 17. (14) f. Al.
SEB. Kab. Hl. T . 62, f. 17. G i N A N N . A ir , II. T. 7»
f. 58-60. KNORR Verzartf, III. D. PI. 7, £ ,
f TVlJTf » VtTT __ Q 3 L De e l , XVI» Stuk,