VT; zy hem als met eenen Helm gewapend voor*
Afdeel, ftellen, De kanten en punten van deeze dee-
Hoofd- len zyn op het gevoel byzonder feherp. De
stuk. Hals is Vleezig en taaijer dan het overige des
Lighaams, ’t welk met een doorfchynende Huid
omgéven i s ; zodanig dat men 'er , met gemak,
de Ingewanden, als hy leeft, door heen kan zien.
Aan de regter zyde vertoont z ig , in een voorover
leggende Worm , kort agter den Hals,
een zwartagtig Ingewand; in ’t midden van ’t
L y f een ander, dat grooter en rood- o f ook
fomwylen geelagtig is , en daar nevens eene
v u ilw itte , naar Vet gelykende Stoffe. Daar
tusfchen loopeh twee Pieramiedaale Vaten ,
waar in zig eene bruine o f zwartagtige Stoffe J
in de leevende Worm, vry gezwind beweegt*
Deeze Vaten, naar de Staart toe allengs verdunnende,
verdwynen eindelyk in dergelyk eene,
naar Vet gelykende, zelfftandigheid. De
Staart, die ver de grootfle langte heeft, is
wederzyds als met een Streng gefchoord, en
dus dikker en vaster\ dan in het midden, alwaar
menze eenigermaate ingezakt en flapper
vindt. Somtyds, echter, komt de geheele Staart
ledig voor, en gelykt niets te zyn , dan eene
Blaas o f Zak , met Water opgevuld. Hoe
meer vastigheid de Staart heeft, hoe meer zy
trekt naar ’t bruine, en, hoe flapper zy is ,
hoe meer naar eene witagtige Kleur. Haar ui-
terfte End, dat byna Kraakbeenig is, heeft eene
Vleefchkleur, en is met twee Pypjes voorzien,
zien, die aan de Enden rood z y n , zeer zelden VI.
bleek, het eene langer dan het andere, dat ook
veel naauwer Opening heeft. In de leevende j-joofd*.
Worm, maar zagtelyk aangeroerdzynde,trek-stuk.
ken zy zig zeer vlug in. Ter wederzyde van
het gedagte End der Staart vertoonen zig de
twee Schaalagtige Paletten, daar A d a n s o n
van fpreekt ; die op Styltjes ftaan, en voor een
gedeelte geelagtig , voor ft overige Paarle-
inoer-Kleur zyn. Van het kleine Doorntje o f
Haakje, op de Rug van onzen Worm, heb ik
nergens gewag gemaakt gevonden.
Het geheele Lighaam der Zee-Houtwormen Gtoote.
is Slymagtig en heeft een dergelyken Reuk als
Oesters, Mosfelen en andere uit Zee gehaalde
Schulpdieren. De grootte verfchilt zeer; doch,
ten opzigt van de genen, die in Paaien gevonden
zyn, bepaalt zig de dikte, in ’t algemeen
genomen, omtrent tot die van een Tabakspyp,
en de langte tot een halven o f geheelen Voet.
Men h e e ft, evenwel, van geloofwaardige
Menfchen hooren verhaalen, dat’er gevonden
zyn van twee en drie Voeten lang. Indien de
zodanigen naar evenredigheid dik zyn geweest,
mogen zy wel de dikte gehad hebben van een
Vinger.
Hiettegenüaande dat dergelyke Wormen, in
het Houtwerk der Schepen, gelyk wy gezien
hebben , reeds lange Jaaren bekend zyn geweest,
inzonderheid in Landen van een hee-
ter Klimaat ; heeft derzelver verfchrikkelyke
P p 3 uit