VI. hoorens , die van Kleur roodagtig bruin z p .
en haar afkomst hebben uic de Middèllandfche
Hqofp- Zee. Zy vallen wel zo groot, hoedanigen ilj
s t u k . 'er heb, als een Kinderen Hoofd, Die, weL
ke Gehande Ajuinfchil heet by R u m ^h iu s ,
fchynt hier toe te behooren.
Ccccxl.’ (440) Kinkhooren, die de Schaal Éyroftd óp*
vTrJ““? geblazen, èenigermaategéjleufd en met:
fotrys. Wit gegolfd, de Öpening Tandeloos
heeft.
De Tekening van de Schaal., die als met
Penneveertjes is verfierd, en dus wit en bruin
gefpikkeld , g e e ft. ’er niet; oneigen den naam
aan van Patryshooren o f Patrys} als veel ge-
lykende naar de. Pluimagie van dien bekenden.
V o g e l., De bréede platte Ribben, tusfchen de
Sleuven, zyn dus zeer aartig in fommigen gemarmerd.
De Patryzen zyn hedendaags , ge»
lyk de Belhoofens, vry gemeen en niet kostbaar.
j Veelen hebben den Top paarfchagtig.'
Sierlyk blinkt de gedagtó Marmering, door. de
dun-
(440) Buccinum Testa ovata infiatü fubfulcata alboque undu-
lata , AperturA cdentula, M, L , y . 600, N. 144. Casfida Ne-
litoides minor variegata.' C o l u m n . jtq , T. 69, f, j . b o»
N ANN. R e c r . III. f. 191. L i s t ,- Conchr T. ,899. f. 19,
Gochlea Pennata, R um p h, R a r . T. 27. f . C. G u a l t k ,
Test, T. s 1. f. F. Perdrix. AR g e N V. Coneh. T. 20. (17 ) f.
A. A D a N s . Seneg. I, T. 7 . f. 5- SE b, Kab. III, T , 611. fp
Knorr Jftrzam* III, D« VU f4 i4
diinne Schaal heen, wannéér men ze van bló- VI. .
hen tegen ’t Licht befchouwt. A d a n s o n , AFpm‘
die deeze Hooren fefan genoemd heeft, vondt- Ho o fd -
ze aan dé Kust van Afrika wel tót zes Dui- s t u k .
men lang. Dat zy in Oostindie vallen blykfc
hit R umphiu s . L innjeus fielt de woonplaats
aan de Kusten van Amerika.
C440 Kinkhooren, die de Schaal Eyrondmet ccccxlu
fiompe Sleuven omgord en de OpenimrBuocinuin
getand herft. • l E f i ?
;Deezé. noemt men, zegt RüWfpH'ius de
TMlippige Olie hoor en. Dat zy dik van Lip zy
is uit de Afbeeldingen blykbaar; doch de Ge.
tande Mond onderfcheidt haar ten voornaam-
fle. Bovendien is z y ook flerk geribd en ge*
plekt met geelagtige Vlakken op eenen blee-
ken Grond. De afkomst is hit Oostindie, alwaar
men de Belhoorens veel gebruikt om dé
O lie, wanneer die van de Kokos-Nooten gekookt
wordt, af te fcheppen, én daarom aan
deeze Hooiens den naam van Oliehóorensgeeft:
doch dezelve behoort eigentlyk tot de volgende
Soort, die grooter valt en eene dunne Lip heeft.
C442)
(wiyBuccimw Testa ovati cin&J Suleis obtufis, Apettudi
dentata. M, L. U. 600. N. 245. B a r e e l . Icon, 1315. f .
12. Cochlea ftriata altera. R ti M P h . Rar. T. 27. f, B»
G u a l t h . Ten. T . 5 .. f. C. A r g e n v . Ctefc T, 20,
(17) f. L. K n o k b . Verzam* VI. D .p i, 23, f, s ,