5 5 6 B E ü CHR Y V I N C V AN
VI. De aangehaalde van G u a l t h i e r i wa$
^LXIL' een R°ozcro°d Buisje, van grootte en geftal-
H oofd- te als de gewoone Wolfstanden, zogenaamd,
s t u k . en met eenige rondgaande Kringetjes flaauw-
tjes onderfcheiden. L innzeijs ze g t, dat het
Melkwit en glanzig is, met ontelbaare Rings-
wyze Streepjes, zeer digt aan elkander. Ik
heb ’er van deezen aart.
cecLxxxix (789} Tandhooren , die de 'Schaal eeniger-
ëpebêenl* maatë Roogswyze krom heeft , onafgebroken
, met de Ringetjes ver van elkander.
Deeze, zo wel als de voorgaande, uit In*
die afkomftig, i» wit als Elpebeen, en heeft
ontelbaare verhevenronde Ringetjes, op gely-
ke afltanden.
nccxc. (790) Tandhooren jyJinutwjt, v ‘ , die de Schaal Spilrond,
zeer byna regtop Jtaande, glad en zeer klein
kleine’ heeft.
De Schaal van deeze is zo klein, dat mea
het Geilagt daar van niet dan met een gewapend
Oog kan ontdekken, zegt onfce Ridder.
Ik vind dit echter in de Afbeeldingen van
P l a n -
f789) Dentalium TestA tereti fubarcuata continua , Annulis
ïemotis S y i t . Nat. XII.
(790) TXtnialium Testa tereti ere&iuscula, lsyi , minuta.
Syst. Nat, XII, P t ANC, Ctnch, T, 2, f ,2 .
I)E T A N D ii O O It E N i 5 5?
jpLANcus niet. Het kleinfte Koorentje, der- ^
zei ven, was nóg een Kwartier Duims lang, LXl
èn met het bloote Óog zeer wel të onder- Hoofd.
fcheiden, en dë gfoottten in de AdriatifcheSTÜK*
Zee, inzonderheid aan de Oevers van Iftrie,
gevonden , hadden de langte van drie Kwar*
tier Duims, en wafen aan ’t dikftë End on-
gevaar zo dik al$ een vierde van de langte.
„ Verfteëhd , zegt hy, o f in de Natuurlyke (
„ Raat bewaard , komt dit Hoorentje byna
,, op alle Bergen voor, en wordt van fommi-
, , ge zeer gemeene Artfen,’ by ons, als een
,, uitmuntend Middel tot wegneeming en voor*.
, , behoeding van de Keelziekte aangeprëezen;
, , mids men het , als'een Bewaarmiddel, aan
„ den Hals hangende draage. Van de Au-
„ theüren wordt hetzelve, gemeenlyk, t)enta-
„ lis o f Antalis geheten. Altemaal zynze
3, glad, en niet overlangs uitgegroefd, gelyk
, , de mëeften, die onder de Delfftoften voor*
, , komen. Hoedanig de ftruëtuur zy van het
,, Diertje, dat binnen de Schaal zig onthoudt:
„ o f het Hoorntjes en een Dekzeltje heeft,
„ gelyk de meefte Hoorens onder de Conchyliën;
kan ik niet zeggen: want leven-
„ dig heb ik het nooit gezien.”
Voorts verhaalt die Autheur, datindeBer*
gen by Rimini dikwils Dentalia voorkomen ,
die de grootften zyn onder alle Conchyliën,
welken men aldaar aantreft.. Een derzelven
bezat fry , van vier Parysfchë Duimen lang,
met
l DSE.L, XVI. STUK. NIH Wm